ECLI:NL:CRVB:2006:AY4586
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- M.C. Bruning
- N.J. Haverkamp
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAJONG-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin de intrekking van zijn WAJONG-uitkering werd bevestigd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 12 juli 2006 uitspraak gedaan. De appellant, die sinds 1997 uitkeringen ontving op basis van de Wajong, had zijn uitkering in 2003 ingetrokken zien worden door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op basis van een daling van zijn arbeidsongeschiktheid tot onder de 25%. Dit besluit was gebaseerd op een medische beoordeling door een verzekeringsarts, die beperkingen had vastgesteld op basis van de diagnoses 'heuparthrose' en 'peroneusparese rechts'. De arbeidsdeskundige had vervolgens met behulp van het Claim Beoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) functies geselecteerd en het verlies aan verdiencapaciteit berekend op 16,7%.
De rechtbank had het besluit van het Uwv in stand gelaten, maar de appellant voerde in hoger beroep grieven aan tegen de medische grondslag van het besluit. De Raad oordeelde dat de medische beoordeling door de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts toereikend was en dat de verklaring van de fysiotherapeut onvoldoende gewicht had, aangezien deze na de datum in geding was afgegeven.
Wat betreft het arbeidskundige aspect, gaf het Uwv in hoger beroep nadere toelichting op de schattingsmethodiek en de geselecteerde functies. De Raad concludeerde dat de motivering van het Uwv adequaat was en dat het bestreden besluit vóór 1 juli 2005 was genomen. Desondanks oordeelde de Raad dat het besluit in strijd was met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht, maar dat de rechtsgevolgen in stand konden blijven. De Raad veroordeelde het Uwv tot betaling van de proceskosten van de appellant, die in totaal €966,-- bedroegen, en bepaalde dat het Uwv het betaalde griffierecht van €133,-- aan de appellant moest vergoeden.