ECLI:NL:CRVB:2006:AY4010

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04-6243 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Termijnoverschrijding bij indienen bezwaarschrift door appellante

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante, die in Frankrijk woont, tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 augustus 2004. De Centrale Raad van Beroep heeft op 14 juli 2006 uitspraak gedaan in het hoger beroep, dat betrekking heeft op de niet-ontvankelijkheid van een bezwaarschrift dat door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was afgewezen. Het Uwv had het bezwaar van appellante tegen een eerder besluit van 14 januari 2003 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De bewaartermijn eindigde op 25 februari 2003, terwijl het bezwaarschrift volgens het poststempel op 26 februari 2003 was verzonden en op 28 februari 2003 door het Uwv was ontvangen.

De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, omdat appellante geen gronden had aangevoerd die zouden kunnen leiden tot een verschoonbare termijnoverschrijding. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank gevolgd en geoordeeld dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij het bezwaarschrift tijdig ter post heeft bezorgd. Er was geen bewijs dat zij het bezwaarschrift eerder dan 26 februari 2003 in de brievenbus had gedeponeerd.

Daarnaast heeft de Raad geen aanleiding gezien om te oordelen dat appellante gedurende de bezwaartermijn niet in staat was om een bezwaarschrift in te dienen. De Raad heeft geconcludeerd dat het Uwv appellantes bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en heeft de aangevallen uitspraak bevestigd. De uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van P.H. Broier als griffier, en is openbaar uitgesproken op 14 juli 2006.

Uitspraak

04/6243 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats], Frankrijk (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 augustus 2004, 03/2428 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 14 juli 2006
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft de Raad een nader schrijven doen toekomen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juni 2006. Appellante is – zoals tevoren was bericht – niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Anandbahadoer.
II. OVERWEGINGEN
Bij besluit van 24 april 2003 (hierna: het bestreden besluit) heeft het Uwv appellantes bezwaar tegen een besluit van 14 januari 2003 niet-ontvankelijk verklaard. Het Uwv heeft daartoe overwogen dat de bewaartermijn eindigde op 25 februari 2003, dat het bezwaarschrift blijkens het poststempel is verzonden op 26 februari 2003 en dat dit door het Uwv is ontvangen op 28 februari 2003.
De rechtbank heeft appellantes beroep tegen het bestreden besluit bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard, onder overweging dat door appellante geen gronden zijn aangevoerd die tot de slotsom kunnen leiden dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.
In hoger beroep heeft appellante naar voren gebracht dat zij haar bezwaar, gedateerd
22 februari 2003, in haar dorp op de post heeft gedaan en dat haar niet bekend is wanneer deze post wordt opgehaald en verzonden. Verder heeft appellante aangevoerd dat zij diverse medische klachten heeft, waaronder hoofdpijn/migraine, dat zij haar echtgenoot moet verzorgen en dat zij veel moet rusten.
De Raad is met de rechtbank van oordeel dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt haar bezwaarschrift tijdig ter post te hebben bezorgd. Op geen enkele wijze is aannemelijk gemaakt dat zij de brief met het bezwaarschrift eerder dan 26 februari 2003, de datum van het poststempel, in de brievenbus heeft gedeponeerd.
Voorts ziet de Raad in de door appellante naar voren gebracht omstandigheden geen aanleiding voor het oordeel dat zij gedurende de bezwaartermijn voortdurend buiten staat is geweest een bezwaarschrift bij het Uwv in te dienen dan wel anderszins niet in verzuim is geweest.
De Raad is dan ook evenals de rechtbank van oordeel dat het Uwv appellantes bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P.H. Broier als griffier, uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2006.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) P.H. Broier.
GdJ