ECLI:NL:CRVB:2006:AY3587
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- I.M.J. Hilhorst - Hagen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WAO-schatting en medische beperkingen na auto-ongeval
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin haar aanvraag voor een WAO-uitkering werd afgewezen. Appellante, die in het verleden betrokken was bij twee auto-ongevallen, had een aanvraag ingediend voor een WAO-uitkering na haar tweede ongeval op 28 oktober 2000. De aanvraag werd echter geweigerd op basis van het besluit van 19 augustus 2003, waarin werd gesteld dat haar medische beperkingen niet waren toegenomen ten opzichte van de eerder vastgestelde arbeidsongeschiktheid van minder dan 15% per 26 juli 1997.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 10 juli 2006 uitspraak gedaan in deze zaak. Tijdens de zitting op 29 mei 2006 was appellante niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. M.H.A.H. Smithuysen. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de medische beperkingen van appellante niet waren toegenomen sinds het eerdere besluit. De Raad heeft de argumenten van appellante, waaronder een rapport van neuroloog J.A.M. Kuster, niet overtuigend geacht. Kuster had in zijn rapport aangegeven dat de betrouwbaarheid van de klachten gering was en dat zijn inschatting niet was gerelateerd aan de situatie op het moment van het ongeval.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van griffier M.C.T.M. Sonderegger. De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat appellante niet had aangetoond dat haar medische situatie was verslechterd en dat de eerdere besluiten in stand konden blijven.