ECLI:NL:CRVB:2006:AY1928

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/5775 MPW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om herziening na afwijzing van verzet in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 juni 2006 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verzoeker die een verzoek om herziening had ingediend na een eerdere uitspraak van de Raad. De zaak betreft een verzoeker die in beroep was gegaan tegen de afwijzing van zijn verzoek om herziening, dat eerder op 16 februari 2006 niet-ontvankelijk was verklaard. De Raad oordeelde dat het griffierecht voor het verzoek om herziening niet tijdig was betaald, aangezien de betaling pas op 24 februari 2006 was ontvangen, terwijl de termijn hiervoor op 1 november 2005 was gesteld. Tijdens de zitting op 8 juni 2006 is de verzoeker in persoon verschenen, terwijl de Staatssecretaris van Defensie zich niet liet vertegenwoordigen. De Raad heeft overwogen dat de argumenten van de verzoeker, die stelde dat er geen griffierecht verschuldigd zou zijn vanwege eerdere foutieve uitspraken, niet voldoende waren om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen. De Raad heeft geconcludeerd dat de dwingendrechtelijke bepalingen omtrent het griffierecht niet konden worden genegeerd en heeft het verzet ongegrond verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J.C.F. Talman als voorzitter, en K. Zeilemaker en R. Kooper als leden, in aanwezigheid van griffier O.C. Boute.

Uitspraak

05/5775 MPW-V
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het verzoek om herziening van:
[verzoeker], wonende te [woonplaats] (hierna: verzoeker),
van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 10 juni 2004, 03/4375 MPW,
in het geding tussen:
verzoeker
en
de Staatssecretaris van Defensie (hierna: de Staatssecretaris)
Datum uitspraak: 29 juni 2006
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 16 februari 2006 heeft de Raad het door verzoeker ingediende verzoek om herziening van de door de Raad op 10 juni 2004, 03/4375 MPW gegeven uitspraak, niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 16 februari 2006 heeft verzoeker verzet gedaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juni 2006. Verzoeker is in persoon verschenen. De Staatssecretaris heeft zich, zoals aangekondigd, niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
Het verzoek om herziening van verzoeker is niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig is betaald.
Het griffierecht is eerst op 24 februari 2006, derhalve ruim na de bij brief van 1 november 2005 gestelde termijn, ter griffie van de Raad ontvangen.
De Raad is van oordeel dat verzoeker in het verzetschrift en ter zitting geen argumenten naar voren heeft gebracht die tot gegrondverklaring van het verzet kunnen leiden.
Hiertoe heeft de Raad overwogen dat verzoekers principiële standpunt, dat er geen griffierecht verschuldigd is voor het verzoek om herziening nu er zowel in beroep als in hoger beroep een foutieve uitspraak is gedaan, geen argument is om de termijn-overschrijding te excuseren. In artikel 8:41 in samenhang met artikel 8:88, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is voorgeschreven dat van de indiener van een verzoek om herziening een griffierecht wordt geheven. Van deze dwingendrechtelijke bepalingen kan niet worden afgeweken.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J.C.F. Talman als voorzitter en K. Zeilemaker en R. Kooper als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van O.C. Boute als griffier, uitgesproken in het openbaar op 29 juni 2006.
(get.) J.C.F. Talman.
(get.) O.C. Boute.
HD
26.06