ECLI:NL:CRVB:2006:AY0269
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.A.J. van den Hurk
- Th.C. van Sloten
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag langdurigheidstoeslag op basis van ontvangen inkomsten uit arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van een appellant die een aanvraag voor een langdurigheidstoeslag had ingediend op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De aanvraag werd afgewezen door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, omdat de appellant gedurende de 60 maanden voorafgaand aan zijn aanvraag inkomsten uit arbeid had ontvangen. De rechtbank Amsterdam had eerder de uitspraak van het College bevestigd, waarop de appellant in hoger beroep ging.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant, geboren in 1963, sinds 1985 algemene bijstand ontvangt en op 19 mei 2004 een aanvraag voor de langdurigheidstoeslag indiende. Het College wees deze aanvraag af op 28 juli 2004, en het bezwaar daartegen werd ongegrond verklaard op 19 augustus 2004. De rechtbank oordeelde dat het College terecht had geoordeeld dat de appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor de langdurigheidstoeslag, zoals vastgelegd in artikel 36 van de WWB.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de appellant in de jaren 1999 en 2000 inkomsten uit arbeid had ontvangen, wat in strijd is met de voorwaarden voor het verkrijgen van de langdurigheidstoeslag. De Raad was van mening dat de langdurige afhankelijkheid van bijstand en de inspanningen van de appellant om werk te vinden niet voldoende waren om de afwijzing van de aanvraag te rechtvaardigen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat de aangevallen uitspraak in stand bleef. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier op 4 juli 2006.