[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 13 december 2005, 05/303 (hierna: aangevallen uitspraak),
het dagelijks bestuur van de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân (hierna: dagelijks bestuur)
Datum uitspraak: 4 juli 2006
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 mei 2006. Appellant is verschenen. Het dagelijks bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door F.B. Visser, werkzaam bij bovenvermelde dienst te Franeker.
Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
Appellant ontvangt sedert 1 september 2004 van het dagelijks bestuur een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande. Daarvoor woonde hij in Amsterdam en ontving hij in die gemeente een bijstandsuitkering.
Op 12 november 2004 heeft appellant, voorzover van belang, bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een weekend-retour NS van € 22,50 wegens een bezoek van één maal per maand aan zijn ouders in Diemen.
Bij besluit van 18 november 2004 is deze aanvraag afgewezen op de grond dat niet gebleken is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende kosten als bedoeld in artikel 35 van de WWB.
Bij besluit van 2 maart 2005 heeft het dagelijks bestuur het tegen het besluit van 18 november 2004 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het tegen het besluit van 2 maart 2005 ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de uitspraak van de rechtbank gekeerd.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Ingevolge artikel 35, eerste lid, van de WWB heeft de alleenstaande of het gezin, onverminderd paragraaf 2.2, recht op bijzondere bijstand voorzover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandig-heden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voorzover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
Zoals de Raad reeds vaker heeft overwogen, zie de uitspraak van 6 april 2004 (LJN AO7408), moeten reiskosten in verband met bezoek aan ouders en/of kinderen worden gerekend tot de kosten die liggen binnen de sfeer van uitgaven die in het familieverkeer normaliter voorkomen.
Uitgaande van de noodzaak en de bij de behandeling van de aanvraag gestelde omvang van de reiskosten, te weten: de kosten van één weekend-retour NS Franeker-Diemen-Zuid per maand, is de Raad met de rechtbank van oordeel niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die tot bijzondere bijstand in de gevraagde reiskosten zouden moeten leiden. Het dagelijks bestuur heeft de aanvraag van appellant van 12 november 2004 voorzover deze ziet op reiskosten dan ook terecht afgewezen. Voorzover appellant met zijn hoger beroep nog beoogt te bereiken dat hem bijzondere bijstand wordt verstrekt voor vier weekend-retours NS per maand in plaats van één per maand, merkt de Raad op dat dit buiten de omvang van het hoger beroep omgaat nu de aanvraag daarop niet was gericht.
Het hoger beroep treft derhalve geen doel, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de Raad geen aanleiding.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk als voorzitter en Th.C. van Sloten en R.H.M. Roelofs als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van S.W.H. Peeters als griffier, uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2006.
(get.) G.A.J. van den Hurk.