ECLI:NL:CRVB:2006:AX9611

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04-5269 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van niet-ontvankelijkheid van beroep wegens termijnoverschrijding in ambtenarenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die haar beroep tegen een besluit van het Dagelijks Bestuur van het stadsdeel Slotervaart/Overtoomseveld niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens overschrijding van de beroepstermijn. Het besluit waartegen beroep werd ingesteld, was genomen op 28 april 2003 en hield in dat de tijdelijke aanstelling van appellante niet werd omgezet in een vast dienstverband. Dit besluit werd na bezwaar gehandhaafd in een bestreden besluit van 24 december 2003. De rechtbank oordeelde dat appellante de beroepstermijn van zes weken, zoals voorgeschreven in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), had overschreden en dat er geen aanleiding was om deze overschrijding verschoonbaar te achten op basis van artikel 6:11 van de Awb.

In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de argumenten van appellante overwogen, maar kwam tot de conclusie dat appellante geen feiten of omstandigheden had aangevoerd die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. De Raad benadrukte dat de verantwoordelijkheid voor het correct berekenen van de beroepstermijn bij appellante lag. De Raad bevestigde de motivering van de rechtbank en oordeelde dat de aangevallen uitspraak voldoende was onderbouwd.

De Raad besloot de aangevallen uitspraak te bevestigen en achtte geen termen aanwezig voor vergoeding van proceskosten op basis van artikel 8:75 van de Awb. De uitspraak werd gedaan in het openbaar op 15 juni 2006, met J.C.F. Talman als voorzitter en K. Zeilemaker en A.A.M. Mollee als leden, in aanwezigheid van griffier A.D. van Dissel-Singhal.

Uitspraak

04/5269 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 17 augustus 2004, 04/555 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het Dagelijks Bestuur van het stadsdeel Slotervaart/Overtoomseveld van de gemeente Amsterdam (hierna: Dagelijks Bestuur)
Datum uitspraak: 15 juni 2006
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Dagelijks Bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Gelet op de vanwege partijen gegeven toestemming daartoe heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft hij het onderzoek gesloten.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 28 april 2003 is besloten de tijdelijke aanstelling van appellante bij de sector Stadsdeelwerken Projectbureau van het stadsdeel [naam stadsdeel] niet om te zetten in een vast dienstverband en het dienstverband per 1 juni 2003 te beëindigen.
1.2. Dit besluit is na bezwaar bij het bestreden besluit van 24 december 2003 gehandhaafd.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het door appellante tegen het bestreden besluit ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de beroepstermijn van zes weken als bedoeld in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft voorts geen aanleiding gezien de overschrijding van deze termijn met toepassing van artikel 6:11 van de Awb verschoonbaar te achten.
3. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd, overweegt de Raad als volgt.
3.1. In artikel 6:8, eerste lid, van de Awb is bepaald dat de termijn voor het instellen van het beroep aanvangt op de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekend gemaakt. Appellante heeft niet betwist dat het besluit van
24 december 2003 op die dag per aangetekende post aan haar adres is verzonden. Ook is niet in geschil dat appellante dat besluit daadwerkelijk heeft ontvangen. Daarmee is gegeven dat aan de wettelijke voorwaarden voor het aanvangen van de beroepstermijn is voldaan. Gelet op het vorenoverwogene is de beroepstermijn derhalve aangevangen op donderdag
25 december 2003, zodat de laatste dag waarop het beroepschrift kon worden ingediend woensdag 4 februari 2004 was. Nu het beroepschrift eerst op 5 februari 2004 is afgegeven ter griffie van de rechtbank, is de geldende beroepstermijn van zes weken overschreden.
3.2. De Raad overweegt vervolgens dat appellante geen feiten of omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar is te achten in de zin van 6:11 van de Awb en op grond waarvan ten aanzien van het na afloop van de termijn ingediende beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring achterwege zou dienen te blijven. Dat appellante de beroepstermijn verkeerd heeft berekend, dient voor haar risico te komen.
3.3. Anders dan appellante is de Raad voorts van oordeel dat de aangevallen uitspraak genoegzaam is gemotiveerd.
4. Uit het voorgaande volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.C.F Talman als voorzitter en K. Zeilemaker en A.A.M. Mollee als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.D. van Dissel-Singhal als griffier, uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2006.
(get.) J.C.F Talman.
(get.) A.D. van Dissel-Singhal.