ECLI:NL:CRVB:2006:AX9576
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Onvoldoende zorgvuldige voorbereiding van WAO-besluit door UWV
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Appellant had een aanvraag ingediend voor een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), maar het Uwv had deze aanvraag afgewezen. Het Uwv stelde dat appellant, geboren op 1 juli 1936, op de datum van aanvraag reeds 65 jaar oud was en dat een uitkering niet eerder dan één jaar voor de aanvraagdatum kon ingaan. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had gehandeld, omdat appellant niet had meegewerkt aan medische onderzoeken naar zijn arbeidsongeschiktheid.
In hoger beroep voerde appellant aan dat hij sinds 1986 volledig arbeidsongeschikt is en dat hij niet had geweigerd mee te werken aan het medisch onderzoek. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv onvoldoende had gereageerd op een schrijven van appellant van 24 oktober 2001, waarin hij om een WAO-uitkering vroeg. De Raad concludeerde dat het Uwv had nagelaten om adequaat onderzoek te doen naar de bedoelingen van appellant, wat leidde tot de conclusie dat het besluit onvoldoende zorgvuldig was voorbereid.
De Raad vernietigde de eerdere uitspraak en het bestreden besluit, en bepaalde dat het Uwv een nieuw besluit op bezwaar moest nemen. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellant, die op € 644,- werden begroot, en het griffierecht van € 133,- moest worden vergoed. De uitspraak werd gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van griffier P.H. Broier, op 23 juni 2006.