ECLI:NL:CRVB:2006:AX8894
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsuitkering wegens gezamenlijke huishouding
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante, die sinds juli 2000 een uitkering ontving op basis van de Algemene bijstandswet (Abw). Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom heeft haar bijstandsuitkering beëindigd op basis van het vermoeden dat zij samenwoont met de heer [betrokkene]. Dit besluit volgde na een onderzoek dat op 15 september 2003 werd uitgevoerd, waarbij medewerkers van de gemeente een huisbezoek hebben gebracht. De bevindingen van dit onderzoek leidden tot de conclusie dat appellante en [betrokkene] een gezamenlijke huishouding voerden, wat de beëindiging van de bijstandsuitkering rechtvaardigde.
De rechtbank Breda heeft in haar uitspraak van 9 maart 2005 het beroep van appellante gegrond verklaard en het besluit van het College vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. De rechtbank oordeelde dat appellante en [betrokkene] ten tijde van het besluit gehuwd waren en dat de beëindiging van de bijstandsuitkering niet enkel op basis van de gezamenlijke huishouding kon worden gerechtvaardigd, maar dat er ook sprake moest zijn van duurzaam gescheiden leven.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld. De Raad concludeert dat appellante en [betrokkene] op 15 september 2003 niet duurzaam gescheiden leefden. De Raad baseert zich op de bevindingen van het huisbezoek, waaruit bleek dat er aanwijzingen waren dat [betrokkene] bij appellante verbleef en dat er persoonlijke bezittingen van hem in haar woning aanwezig waren. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.