ECLI:NL:CRVB:2006:AX8805
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- J.W. Schuttel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering na 5de jaars beoordeling en geschiktheid voor eigen werk
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg, waarin de intrekking van zijn WAO-uitkering werd bevestigd. Appellant, die in 1966 is geboren en werkzaam was als ijzerwerker/pijpfitter, had een WAO-uitkering ontvangen vanwege psychische klachten. Na afloop van de wachttijd werd zijn uitkering toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80-100%. In het kader van de 5de jaars beoordeling heeft de verzekeringsarts H.G. van Loon in februari 2002 vastgesteld dat de eerder geconstateerde depressie in remissie was en dat appellant geschikt werd geacht voor zijn eigen werk. Dit leidde tot de intrekking van de WAO-uitkering per 14 mei 2002.
Appellant heeft in bezwaar en beroep aangevoerd dat zijn medische situatie niet was verbeterd en dat hij nog steeds arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft de conclusie van de psychiater F.W. van der Poel gevolgd, die in oktober 2003 oordeelde dat er op de datum in geding geen sprake meer was van een psychiatrische stoornis en dat appellant geschikt was voor zijn werk. In hoger beroep heeft appellant opnieuw zijn medische situatie aangevoerd, maar de Centrale Raad van Beroep heeft de conclusies van de deskundigen onderschreven.
De Raad heeft geoordeeld dat de psychiater Van der Poel op zorgvuldige wijze onderzoek heeft gedaan en dat zijn conclusie begrijpelijk was. Appellant heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij op de datum in geding nog steeds niet in staat was om zijn eigen werk te verrichten. De Raad heeft het bestreden besluit in stand gelaten en de aangevallen uitspraak bevestigd. Er waren geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat de proceskosten niet vergoed worden.