ECLI:NL:CRVB:2006:AX8804
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring wegens niet-verschoonbare termijnoverschrijding in hoger beroep tegen besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 4 april 2005, waarin het beroep tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad werd afgewezen. Het College had op 5 november 2003 de aanvraag om periodieke bijstand van appellant afgewezen en het bezwaar tegen dit besluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift niet binnen de wettelijke termijn was ingediend. Appellant stelde dat hij het besluit pas eind januari 2004 had ontvangen, omdat hij sinds 10 september 2003 niet meer op het bij zijn aanvraag opgegeven adres woonde en vanaf 26 september 2003 in detentie verbleef. Hij had het College niet geïnformeerd over zijn verblijfplaats en had geen maatregelen getroffen om zijn post door te laten sturen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De Raad stelde vast dat appellant geen enkele actie had ondernomen om ervoor te zorgen dat hij tijdig op de hoogte zou zijn van het besluit. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.
De uitspraak werd gedaan door A.B.J. van der Ham, in tegenwoordigheid van M. Pijper als griffier, op 30 mei 2006. De beslissing houdt in dat de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar door het College terecht was, gezien de omstandigheden van de zaak.