ECLI:NL:CRVB:2006:AX8610
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- J.W. Schuttel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van medische beperkingen in WAO-schatting door de Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De Centrale Raad van Beroep heeft op 9 juni 2006 uitspraak gedaan. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. V.J.M. Janszen, betwistte de medische grondslag van het bestreden besluit, dat stelde dat hij op de datum in geding, 14 maart 2002, ondanks zijn beperkingen geschikt was voor bepaalde werkzaamheden. De rechtbank had eerder het standpunt van het Uwv bevestigd, waarbij zij verwees naar de medische gegevens in het dossier.
De Raad heeft de argumenten van appellant, die onder andere stelden dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat niet alle klachten waren opgenomen, zorgvuldig overwogen. Echter, de Raad vond geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid van het medisch oordeel van de verzekeringsartsen van het Uwv. De Raad concludeerde dat de medische beperkingen van appellant niet waren onderschat en dat de functies die aan hem waren voorgehouden medisch geschikt waren.
De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend. De uitspraak van de rechtbank Haarlem werd bevestigd, waarmee de beslissing van het Uwv in stand bleef. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van griffier T.R.H. van Roekel.