ECLI:NL:CRVB:2006:AX8499
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- J.W. Schuttel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellant een WAO-uitkering toe te kennen, aan de orde is. Appellant, die in 1999 wegens rugklachten arbeidsongeschikt was verklaard, had eerder een WAO-uitkering ontvangen die in 2001 was ingetrokken omdat hij weer geschikt werd geacht voor zijn eigen werk. Na een nieuwe uitval in 2002, heeft het Uwv geweigerd om appellant opnieuw in aanmerking te brengen voor een uitkering, omdat de arbeidsongeschiktheid niet dezelfde oorzaak had als de eerdere uitkering. Appellant is van mening dat zijn medische klachten ernstiger zijn dan het Uwv heeft vastgesteld en dat hij recht heeft op een WAO-uitkering.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de vraag of het Uwv terecht heeft geweigerd om appellant een WAO-uitkering toe te kennen, centraal staat. De Raad oordeelt dat de intrekking van de eerdere uitkering niet ter discussie staat in deze procedure, aangezien daarover al eerder een onherroepelijke beslissing is genomen. De Raad heeft de bevindingen van de verzekeringsarts Van Gent-Martinet gevolgd, die concludeerde dat appellants arbeidsvermogen niet was afgenomen ten opzichte van de eerdere beoordeling. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de zienswijze van het Uwv niet te volgen en heeft vastgesteld dat appellant geen objectief-medische gegevens heeft overgelegd die een ander oordeel rechtvaardigen.
De uitspraak van de rechtbank Arnhem wordt bevestigd, en er zijn geen termen voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing hebben genomen in aanwezigheid van de griffier.