ECLI:NL:CRVB:2006:AX8490

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-6259 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G.J.H. Doornewaard
  • J. Brand
  • N.J. Haverkamp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake arbeidsongeschiktheid en WAO-uitkering

In deze zaak verzocht verzoekster om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 31 december 1992, waarin haar WAO-uitkering was ingetrokken. De Centrale Raad van Beroep behandelde het verzoek op 19 mei 2006. Verzoekster was in het genot van een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), maar deze was per 1 december 1983 ingetrokken omdat zij niet langer als arbeidsongeschikt werd beschouwd. Het verzoek om herziening was gebaseerd op de stelling dat er nieuwe feiten waren die niet eerder bekend waren, waaronder medische verklaringen die een diagnose van multiple sclerose (MS) zouden ondersteunen.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak, tenzij er sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden. De Raad concludeerde dat de aangevoerde medische verklaringen niet als nieuw feit konden worden aangemerkt, omdat deze dateren van vóór de eerdere uitspraak en verzoekster redelijkerwijs bekend had kunnen zijn met deze informatie. De Raad wees het verzoek om herziening af, omdat er geen termen aanwezig waren voor herziening op basis van de aangevoerde argumenten.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met G.J.H. Doornewaard als voorzitter. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken, waarbij de griffier C.D.A. Bos aanwezig was. De Raad achtte geen termen aanwezig voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend.

Uitspraak

05/6259 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het verzoek van:
[verzoekster], wonende te [woonplaats] (hierna: verzoekster),
om herziening van de uitspraak van de Raad van 31 december 1992, WAO 1988/171.
Datum uitspraak: 19 mei 2006
I. PROCESVERLOOP
Verzoekster heeft verzocht om herziening van de hiervoor vermelde uitspraak, gegeven tussen verzoekster en het bestuur van de Bedrijfsvereniging voor de Metaalindustrie en de Electrotechnische Industrie.
Namens de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, als rechtsopvolger van het bestuur van voormelde bedrijfsvereniging en hierna aangeduid als betrokkene, is daarop gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 april 2006. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door B.J.H. Peters. Betrokkene is niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
Ingevolge artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 21 van de Beroepswet kan een onherroepelijk geworden uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op verzoek van een partij worden herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep is het (bijzonder) rechtsmiddel van herziening niet gegeven om, anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als hiervoor bedoeld, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de betrokken uitspraak te openen.
Verzoekster was in het genot van een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Deze uitkering is bij besluit van 5 december 1983 per 1 december 1983 ingetrokken onder de overweging dat verzoekster per die datum niet langer, althans minder dan 15%, arbeidsongeschikt was in de zin van die wet.
Het tegen dit besluit ingestelde beroep is door de toenmalige Raad van Beroep te Roermond ongegrond verklaard. Tegen deze ongegrondverklaring is geen rechtsmiddel aangewend.
Bij besluit van 30 augustus 1988 is het verzoek van verzoekster om terug te komen van het besluit van 5 december 1983 – voor zover hier van belang – afgewezen.
Het tegen dit besluit ingestelde beroep is door de toenmalige Raad van Beroep te Roermond ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd bij de uitspraak waarvan thans herziening wordt gevraagd.
Verzoekster heeft ter onderbouwing van haar verzoek tot herziening van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep aangevoerd dat een zorgvuldig onderzoek in 1983 naar de oorzaak van verzoeksters klachten tot resultaat zou hebben gehad dat de diagnose MS zou zijn gesteld en dat verzoekster nimmer volledig arbeidsgeschikt zou zijn verklaard.
Verzoekster heeft in dit verband gewezen op verklaringen van professor dr. O.R. Hommes, neuroloog, van 27 mei 1987 en van H.W.M. Anten, neuroloog, van 9 november 1988.
Voorts heeft verzoekster er op gewezen dat de Raad van Beroep in 1988 het geschil ter zitting heeft behandeld zonder dat haar advocaat aanwezig was. Zonder overleg met deze advocaat heeft de gemachtigde Peters, die ook bij de Raad van Beroep als gemachtigde ter zitting optrad, het destijds niet aangedurfd alle informatie waarover hij – op zijn minst langs minder gebruikelijke weg – de beschikking had gekregen in geding te brengen.
Hetgeen verzoekster heeft aangevoerd kan niet leiden tot herziening van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep.
Hetgeen verzoekster heeft gesteld omtrent het niet verrichten van een zorgvuldig onderzoek en het als gevolg daarvan niet stellen van de diagnose MS was nu juist onderwerp van de procedure die tot de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 31 december 1992 heeft geleid. Van een nieuw feit of een nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb is mitsdien reeds daarom geen sprake.
De overgelegde verklaringen van de artsen Hommes en Anten dateren van voor de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep waarvan herziening is gevraagd.
Deze verklaringen hadden redelijkerwijs bij verzoekster bekend kunnen zijn, zodat gelet op het bepaalde in artikel 8:88, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb deze verklaringen reeds hierom geen nieuw feit opleveren.
Dat de gemachtigde van verzoekster Peters, met wie zij tijdens de procedure bij de Raad van Beroep nog was gehuwd, ter zitting van die raad niet alle gegevens naar voren heeft gebracht waarover hij de beschikking had, kan zo zijn, maar daaruit volgt dat deze gegevens (ook) bekend waren voor de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep waarvan herziening wordt gevraagd.
Nu het bij de echtgenoot van verzoekster bekende gegeven betreft, kan niet worden staande gehouden dat verzoekster met deze gegevens redelijkerwijs niet bekend kon zijn. Gelet op het bepaalde in artikel 8:88, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb kan te dien aanzien niet worden gesproken van een nieuwe omstandigheid als daarin bedoeld.
Het verzoek om herziening dient dan ook te worden afgewezen.
De Raad acht geen termen aanwezig voor toepassing van artikel 8:75 van de Awb.
III. Beslissing
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende;
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door G.J.H. Doornewaard als voorzitter en J. Brand en N.J. Haverkamp als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van C.D.A. Bos als griffier, uitgesproken in het openbaar op 19 mei 2006.
(get.) G.J.H. Doornewaard.
(get.) C.D.A. Bos.