ECLI:NL:CRVB:2006:AX8449

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 januari 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04-5751 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van verzoek om bijzondere bijstand in verhuis-, opknap- en overnamekosten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 januari 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een verzoek om bijzondere bijstand in verhuis-, opknap- en overnamekosten door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert. Appellante, die niet is verschenen op de zitting, had eerder een aanvraag ingediend die op 24 oktober 2003 door gedaagde was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op de stelling dat de verhuizing van appellante niet noodzakelijk was, ondersteund door een advies van de GGD. Dit advies stelde dat de verhuizing geen oplossing bood voor de psychische problemen van appellante, die al langere tijd bekend was met deze problematiek.

Na de afwijzing van de aanvraag heeft appellante bezwaar gemaakt, maar dit werd door gedaagde ongegrond verklaard op 27 januari 2004. De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging. De Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de nadere stukken van appellante niet in behandeling konden worden genomen, omdat deze te laat waren ingediend. De Raad heeft de argumenten van appellante overwogen, maar kwam tot de conclusie dat de eerdere afwijzing van de aanvraag terecht was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van stukken en de noodzaak voor een verhuizing om als noodzakelijk te worden beschouwd voor het verkrijgen van bijzondere bijstand. De Raad heeft geen nieuwe relevante medische gegevens kunnen vaststellen die de afwijzing zouden kunnen onderbouwen.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/5751 NABW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante], wonende te [woonplaats], appellante,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert, gedaagde.
I. ONSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 13 september 2004,
reg.nr. 04/269 NABW.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft nadere stukken ingezonden.
Het geding is behandeld ter zitting van 20 december 2005, waar appellante - met voorafgaand bericht - niet is verschenen, en waar gedaagde zich niet heeft laten vertegenwoordigen.
II. MOTIVERING
Gedaagde heeft bij besluit van 24 oktober 2003 de aanvraag van appellante om bijzondere bijstand in verhuis-, opknap- en overnamekosten met toepassing van artikel 39, eerste lid, van de Algemene bijstandswet (Abw) afgewezen op de grond dat de verhuizing van appellante van het adres [adres 1] te [woonplaats] naar het adres [adres 2] te [woonplaats] niet noodzakelijk was. Daarbij heeft gedaagde zich gebaseerd op het GGD-advies dat een nieuwe verhuizing niet kan worden gezien als de oplossing voor de problemen van appellante.
Het tegen het besluit van 24 oktober 2003 gemaakte bezwaar heeft gedaagde bij besluit van 27 januari 2004 ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 27 januari 2004 ongegrond verklaard.
Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
De Raad stelt voorop dat hij de nadere stukken, die hij op 15 december 2005 van appelante heeft ontvangen, niet bij zijn beoordeling heeft betrokken omdat bij de indiening de in artikel 8:58, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht gestelde termijn is overschreden.
Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat gedaagde zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de verhuizing niet noodzakelijk was. Blijkens het rapport van de GGD van 9 oktober 2003 is appellante langere tijd bekend met psychische problematiek en is zij voor de tweede keer verhuisd vanwege burenruzies. Alhoewel appellante heeft ervaren dat de ruzies niet meer van toepassing zijn na de verhuizing, zijn haar klachten hiermee volgens de GGD-adviseur niet verholpen.
Niet gebleken is dat het door gedaagde ingewonnen advies wat betreft de wijze van totstandkoming of de inhoud niet deugdelijk is. De Raad neemt hierbij in aanmerking dat uit voormeld rapport volgt dat appellante door de GGD-adviseur is gezien en dat haar huisarts is geraadpleegd. Voorts heeft appellante geen ter zake relevante objectieve medische gegevens overgelegd die tot een ander oordeel leiden. De Raad ziet derhalve geen aanleiding om nadere informatie bij de GGD in te
- laten - winnen als door appellante is betoogd.
Uit het voorgaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient dan ook te worden bevestigd.
De Raad ziet ten slotte geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gewezen door mr. A.B.J. van der Ham, in tegenwoordigheid van mr. P.E. Broekman als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2006.
(get.) A.B.J. van der Ham.
(get.) P.E. Broekman.