ECLI:NL:CRVB:2006:AX7849
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- N.J. Haverkamp
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van teveel betaalde WAO-uitkering en gewekte verwachtingen
In deze zaak gaat het om de terugvordering van een teveel betaalde WAO-uitkering door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (appellant) van een betrokkene die in financiële problemen verkeerde. De Centrale Raad van Beroep heeft op 19 mei 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Alkmaar. De rechtbank had geoordeeld dat de appellant de verwachting had gewekt dat niet het volledige bedrag van de terugvordering zou worden geëist, wat in strijd zou zijn met het beginsel van rechtszekerheid.
De appellant had in eerdere besluiten vastgesteld dat de WAO-uitkering van de betrokkene, in verband met wisselende inkomsten, moest worden uitbetaald naar een bepaalde mate van arbeidsongeschiktheid. De betrokkene had een bedrag van € 7.372,25 onverschuldigd ontvangen en de appellant had dit bedrag teruggevorderd. De betrokkene voerde aan dat hij in financiële problemen was geraakt door de terugvordering en dat hij erop mocht vertrouwen dat niet het gehele bedrag zou worden teruggevorderd, mede door uitlatingen van een arbeidsdeskundige.
De Raad overwoog dat de betrokkene niet had aangetoond dat de terugvordering voor hem onaanvaardbare gevolgen had. De Raad oordeelde dat de appellant op grond van artikel 57 van de WAO verplicht was om het onverschuldigd betaalde bedrag terug te vorderen, tenzij er dringende redenen waren om hiervan af te zien. De Raad concludeerde dat er geen dringende redenen aanwezig waren en dat de terugvordering rechtmatig was. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het inleidend beroep van de betrokkene werd ongegrond verklaard.