ECLI:NL:CRVB:2006:AX7808

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04-1369 WVG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen vergoeding voor meerkosten van automatische transmissie in auto voor gehandicapte

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, dat haar verzoek om vergoeding van de meerkosten van een automatische transmissie in haar auto heeft afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 31 mei 2006 uitspraak gedaan. Appellante had eerder, op 2 februari 2002, een verzoek ingediend op basis van de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg). Het College heeft dit verzoek op 24 februari 2002 afgewezen, en het bezwaar daartegen ongegrond verklaard op 25 februari 2003. Het College stelde dat de gevraagde voorziening als algemeen gebruikelijk werd beschouwd en daarom niet voor vergoeding in aanmerking kwam.

De Centrale Raad van Beroep heeft in eerdere jurisprudentie, met name in een uitspraak van 24 oktober 2000, geoordeeld dat het beleid van gemeenten om automatische transmissies als algemeen gebruikelijk te beschouwen, binnen de grenzen van de zorgplicht van gemeenten valt. De Raad heeft deze lijn van jurisprudentie onderschreven en geconcludeerd dat het College terecht de bepaling in de gemeentelijke Verordening voorzieningen gehandicapten heeft toegepast, die stelt dat geen voorziening wordt toegekend indien deze voor de aanvrager als algemeen gebruikelijk wordt aangemerkt.

De Raad heeft geen aanleiding gezien om af te wijken van de eerdere uitspraak van de rechtbank Haarlem, die het beroep tegen het besluit van het College ongegrond had verklaard. De door appellante aangevoerde argumenten in hoger beroep, waaronder de verkoopcijfers van auto’s met automatische transmissie, werden niet als voldoende beschouwd om de eerdere oordelen te weerleggen. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend.

Uitspraak

04/1369 WVG
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 29 januari 2004,
03 - 690 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, (hierna: College).
Datum uitspraak: 31 mei 2006
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Op verzoek van de Raad hebben partijen nadere stukken ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 26 april 2006, waar appellante is verschenen, en waar het College zich niet heeft laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
Op 2 februari 2002 heeft appellante met een beroep op de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) het College verzocht haar in aanmerking te brengen voor de meerkosten van automatische transmissie in haar auto.
Bij besluit van 24 februari 2002 heeft het College dit verzoek afgewezen.
Bij besluit van 25 februari 2003 heeft het College het tegen het besluit van 24 februari 2002 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit berust op het standpunt dat de gevraagde voorziening voor appellante als algemeen gebruikelijk is aan te merken en om die reden niet voor vergoeding in aanmerking komt.
De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van 25 februari 2003 ongegrond verklaard. Zij heeft daartoe onder meer het volgende overwogen:
“Het gemeentebestuur van de gemeente Haarlem heeft met de Verordening uitvoering gegeven aan de in artikel 2 van de Wvg opgedragen taak om zorg te dragen voor de verlening van woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen ten behoeve van de deelneming aan het maatschappelijk verkeer van de in de gemeente woonachtige gehandicapten. Het gemeentebestuur komt een zekere beleidsvrijheid toe om naar eigen inzicht en rekening houdend met de aanwezige middelen en plaatselijke omstandigheden, invulling te geven aan deze taak. Uit onder andere de jurisprudentie inzake de grens tussen wat algemeen gebruikelijk is en wat niet, blijkt de minimale zorgplicht waar het gemeentebestuur aan dient te voldoen.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 24 oktober 2000 (USZ 2000/312) geoordeeld dat het beleid, in casu van het gemeentebestuur van de gemeente Etten-Leur, om een automatische transmissie aan te merken als algemeen gebruikelijke kosten en daarom niet voor vergoeding in aanmerking te laten komen, binnen de grenzen van de op gemeente rustende zorgplicht is. De rechtbank stelt zich achter deze jurisprudentie. Verweerder kon zich, in lijn met deze jurisprudentie, op dit standpunt stellen.”.
De Raad verenigt zich met dit oordeel en onderschrijft de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat gedaagde terecht de in de gemeentelijke Verordening voorzieningen gehandicapten neergelegde bepaling dat geen voorziening wordt toegekend indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is, aan zijn weigering ten grondslag heeft gelegd, nu de door appellante gevraagde voorziening overeenkomstig vaste rechtspraak van de Raad als algemeen gebruikelijk dient te worden aangemerkt. In hetgeen in hoger beroep - bij wijze van herhaling van het gestelde in eerste aanleg - is aangevoerd heeft de Raad geen aanknopingspunt gevonden om anders te oordelen dan de rechtbank.
Ter informatie en nadere voorlichting aan appellante wijst de Raad nog op zijn uitspraak van 2 maart 2005, 03/829 WVG, LJN AT1646. In deze uitspraak heeft de Raad overwogen dat een automatische transmissie als algemeen gebruikelijk moet worden beschouwd, nu het een voorziening betreft die niet specifiek gericht is op mensen met een handicap en die als normale optie bij de aanschaf van een auto te koop is.
De door appellante in hoger beroep aangevoerde omstandigheid dat kleine en middenklasse auto’s minder vaak met een automatische transmissie worden verkocht dan auto’s met een handschakeling doet daar niet aan af.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.I. ’t Hooft als voorzitter en R.M. van Male en A.W.M. Bijloos als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2006.
(get.) M.I. ’t Hooft.
(get.) R.L. Rijnen.
RB2405