ECLI:NL:CRVB:2006:AX7801
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van WAO-uitkering na besluit Uwv
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 13 januari 2004, waarin het beroep tegen het besluit op bezwaar van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 11 februari 2003 ongegrond werd verklaard. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.J.C.M. Willemen, heeft hoger beroep ingesteld tegen de besluiten van het Uwv tot niet uitbetaling van de WAO-uitkering vanaf 5 januari 1998, de intrekking van de WAO-uitkering per 5 januari 2001, en de terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkeringen over de periode van 5 januari 1998 tot en met 31 oktober 2001.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 2 juni 2006 uitspraak gedaan. De Raad oordeelt dat de aangevochten besluiten van het Uwv in rechte stand kunnen houden. De grieven van appellant zijn in essentie een herhaling van eerder aangevoerde argumenten, die door de rechtbank reeds zijn verworpen. De Raad bevestigt de toepassing van artikel 44 van de WAO en stelt vast dat het Uwv niet de bevoegdheid heeft om van verdere terugvordering af te zien, omdat appellant niet heeft voldaan aan de voorwaarden voor aflossing zoals gesteld in de wet.
De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met J. Janssen als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en J. Brand als leden. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier M.H.A. Uri.