ECLI:NL:CRVB:2006:AX7007
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering en terugvordering voorschot door het Uwv
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s Gravenhage, waarin de weigering van een WAO-uitkering door het Uwv werd bevestigd. Appellante, die sinds oktober 1999 met diverse klachten uitgevallen was voor haar werk, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uwv om haar geen WAO-uitkering toe te kennen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de door het Uwv vastgestelde beperkingen en de conclusie dat appellante geschikt is voor gangbaar werk, niet onjuist zijn. De Raad baseert zich op de onderzoeksbevindingen van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige, die hebben vastgesteld dat appellante niet geschikt is voor haar eigen werk, maar wel voor andere functies.
Daarnaast wordt in de uitspraak ingegaan op de terugvordering van het voorschot dat aan appellante was verstrekt. Appellante betoogt dat er bijzondere redenen zijn die in de weg staan aan de intrekking van het voorschot, maar de Raad oordeelt dat deze redenen niet relevant zijn voor de huidige procedure. De Raad bevestigt dat het Uwv terecht het voorschot heeft ingetrokken en dat de terugvordering van het teveel betaalde voorschot gerechtvaardigd is.
De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellante faalt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad wijst ook het verzoek om vergoeding van immateriële schade af, omdat er geen sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn in de besluitvorming door het Uwv. De uitspraak is gedaan in het openbaar op 19 mei 2006.