ECLI:NL:CRVB:2006:AX6446

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-1638 MPW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van verzoek om herziening in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 mei 2006 uitspraak gedaan in het verzet van verzoeker tegen een eerdere niet-ontvankelijk verklaring van zijn verzoek om herziening. Het verzoek om herziening was ingediend naar aanleiding van een uitspraak van de Raad van 9 december 2004, waarin een verzoek om herziening was afgewezen. De Raad heeft vastgesteld dat het verzoek om herziening van verzoeker niet-ontvankelijk is verklaard, omdat het betrekking heeft op een uitspraak waarin eerder een verzoek om herziening is afgewezen. Dit is in lijn met de vaste jurisprudentie van de Raad, die stelt dat een verzoek om herziening van een reeds eerder afgewezen verzoek als zinloos wordt beschouwd, tenzij er nieuwe feiten of omstandigheden zijn die dit verzoek rechtvaardigen.

Het onderzoek ter zitting vond plaats op 13 april 2006, waar verzoeker in persoon aanwezig was, terwijl de Staatssecretaris van Defensie zich niet liet vertegenwoordigen. De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat er geen nieuwe gronden zijn aangevoerd die aanleiding geven om van de vaste jurisprudentie af te wijken. De Raad heeft daarom het verzet ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met G.L.M.J. Stevens als voorzitter en J.C.F. Talman en W.D.M. van Diepenbeek als leden. De beslissing is in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier J.P. Schieveen. De uitspraak bevestigt de strikte toepassing van de regels omtrent herziening in bestuursrechtelijke procedures, waarbij de Raad de noodzaak van nieuwe feiten of omstandigheden benadrukt om een herzieningsverzoek te kunnen honoreren.

Uitspraak

05/1638 MPW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het verzoek om herziening van:
[verzoeker], wonende te [woonplaats] (hierna: verzoeker),
van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 9 december 2004, nr. 03/5369 MPW, waarbij is beslist op het verzoek om herziening als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb en artikel 21 van de Beroepswet van de door die Raad op 15 mei 1997, nr. 96/1409 MPW gegeven uitspraak, in het geding tussen:
verzoeker,
en
de Staatssecretaris van Defensie (hierna: de Staatssecretaris).
Datum uitspraak: 18 mei 2006
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak, als bedoeld in artikel 8:54 van de Awb en artikel 21 van de Beroepswet, van 1 september 2005 heeft de Raad het door verzoeker ingediende verzoek om herziening van de door de Raad op 9 december 2004, nr. 03/5369 MPW onder toepassing van het bepaalde in artikel 8:88 van de Awb gegeven uitspraak, niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 1 september 2005 heeft verzoeker verzet gedaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 april 2006. Daar is verzoeker in persoon verschenen. De Staatssecretaris heeft zich, zoals aangekondigd, niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
Het verzoek om herziening van verzoeker is niet-ontvankelijk verklaard omdat het betrekking heeft op een uitspraak van de Raad waarin een verzoek om herziening is afgewezen.
Blijkens vaste jurisprudentie van de Raad (CRvB 21 februari 2002, LJN AD 9655) wordt, gelet op de omstandigheid dat op grond van artikel 8:88 van de Awb immer van een (oorspronkelijke) uitspraak herziening kan worden gevraagd, indien de in dat artikel genoemde feiten en omstandigheden zich voordoen, het doen van een verzoek om herziening van een reeds eerder met toepassing van artikel 8:88 van de Awb gewezen uitspraak als zinloos en dus als in het systeem niet passend beschouwd. In hetgeen verzoeker naar voren heeft gebracht ziet de Raad geen grond gelegen om van zijn vaste jurisprudentie af te wijken.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door G.L.M.J. Stevens als voorzitter en J.C.F. Talman en W.D.M. van Diepenbeek als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J.P. Schieveen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 18 mei 2006.
(get.) G.L.M.J. Stevens.
(get.) J.P. Schieveen.