ECLI:NL:CRVB:2006:AX5760
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- H. Bolt
- B.M. van Dun
- Rechtspraak.nl
Blijvend gehele weigering WW-uitkering wegens verwijtbare werkloosheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen de weigering van zijn WW-uitkering ongegrond heeft verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 17 mei 2006 uitspraak gedaan. Appellant, die laatstelijk werkzaam was als bodemkarteerder bij Grontmij Advies & Techniek B.V., had een WW-uitkering aangevraagd na zijn ontslag. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze uitkering op basis van verwijtbare werkloosheid, omdat appellant zich zodanig had gedragen dat hij redelijkerwijs had moeten begrijpen dat dit gedrag de beëindiging van zijn dienstbetrekking tot gevolg zou kunnen hebben.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant in de eindfase van een project onjuist en onvolledig de gele bonnen had ingevuld, wat leidde tot een aanzienlijk verlies voor de werkgever. Dit gedrag heeft ertoe geleid dat de werkgever appellant op non-actief heeft gesteld en de arbeidsovereenkomst heeft laten ontbinden. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden en appellant een vergoeding toegekend. Het Uwv handhaafde de weigering van de WW-uitkering, wat door de rechtbank werd bevestigd.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en de aangevallen uitspraak bevestigd. De Raad zag geen aanleiding om toepassing te geven aan de vergoeding van proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van werknemers om zich aan de geldende procedures te houden en de gevolgen van verwijtbaar gedrag in het kader van werkloosheid.