ECLI:NL:CRVB:2006:AX3227
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.C. Bruning
- M.C.M. van Laar
- Rechtspraak.nl
Weigering van ziekengeld op basis van geschiktheid voor eigen werk en medische beoordeling
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de weigering van ziekengeld door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) aan de orde is. Appellante, die sinds 9 juli 2002 werkzaam was op een veiling, viel op 2 september 2002 uit voor haar werk vanwege rugklachten. Na een bezoek aan de verzekeringsarts op 13 september 2002, werd appellante per 16 september 2002 weer geschikt geacht voor haar werk, wat leidde tot de stopzetting van haar ziekengeld. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard door het Uwv.
De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond. De rechtbank oordeelde dat er geen reden was om de bevindingen van de verzekeringsartsen te betwijfelen, ondanks de rapporten van Psychosofia Centrum voor Spirituele Geneeswijze en Spirituele Dans. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak vervolgens in hoger beroep behandeld. Tijdens de zitting op 5 april 2006 was appellante aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, terwijl het Uwv niet vertegenwoordigd was.
De Raad heeft de medische beoordeling van de verzekeringsartsen kritisch bekeken. De primaire verzekeringsarts had bij lichamelijk onderzoek van appellante geen significante afwijkingen vastgesteld, terwijl de bezwaarverzekeringsarts slechts minimale afwijkingen aan de rug had geconstateerd. Beide artsen concludeerden dat appellante in staat was om haar werk op de veiling te verrichten, ondanks de rugklachten. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk waren gegaan en dat er geen reden was om aan hun conclusies te twijfelen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een nader medisch onderzoek.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat de beslissing van het Uwv om het ziekengeld te weigeren terecht was. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met Ch. van Voorst als voorzitter en M.C. Bruning en M.C.M. van Laar als leden, in aanwezigheid van griffier J. Verrips.