ECLI:NL:CRVB:2006:AX3109

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04-2736 WAO + 04-2743 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G.J.H. Doornewaard
  • J. Brand
  • N.J. Haverkamp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WAO-uitkering en geschiktheid van functies in het kader van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 mei 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zwolle. De zaak betreft de weigering van een WAO-uitkering aan betrokkene door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Betrokkene had in eerste instantie een uitkering aangevraagd, maar het Uwv weigerde deze op basis van de vaststelling dat zij per 5 februari 2002 minder dan 15% arbeidsongeschikt was. Na een bezwaarprocedure verklaarde het Uwv het bezwaar ongegrond, waarop betrokkene in beroep ging. De rechtbank oordeelde dat het Uwv een nieuwe beslissing op bezwaar moest nemen, omdat de functie van algemeen productiemedewerker te veel fysieke belasting met zich meebracht, gezien de rugklachten van betrokkene.

In hoger beroep voerde betrokkene aan dat de verzekeringsarts haar belastbaarheid niet correct had vastgesteld en dat de functionele mogelijkhedenlijst (FML) haar beperkingen niet goed weergeeft. Ook werd er onvoldoende aandacht besteed aan het rapport van haar behandelend psychiater. Het Uwv daarentegen stelde dat de belasting van de functie niet meer dan 15 kg vereiste en dat de rechtbank niet had gekeken naar de wijze van verplaatsen van de pallets.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de gedingstukken geen bewijs boden voor de stelling van betrokkene dat het onderzoek door de verzekeringsarts onvolledig was. De Raad concludeerde dat de medische beoordeling van het Uwv juist was en dat betrokkene in staat was om de geselecteerde functies te vervullen. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van betrokkene werd alsnog ongegrond verklaard.

Uitspraak

04/2736 WAO + 04/2743 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
[betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 2 april 2004, reg. nr. 03/789 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
betrokkene
en
het Uwv.
Datum uitspraak: 19 mei 2006
I. PROCESVERLOOP
Namens betrokkene heeft mr. A.H. Kiesouw, advocaat te Deventer, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft eveneens hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 april 2006. Betrokkene was in persoon aanwezig, vergezeld van haar echtgenoot en bijgestaan door haar opvolgend gemachtigde mr. Ph.J.N. Aarnoudse, advocaat te Deventer. Het Uwv was niet vertegenwoordigd.
II. OVERWEGINGEN
Bij besluit van 25 november 2002 heeft het Uwv betrokkene een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) geweigerd omdat zij per 5 februari 2002 (de in geding zijnde datum) minder dan 15% arbeidsongeschikt was.
Bij besluit van 14 mei 2003 (het bestreden besluit) is het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 25 november 2002 ongegrond verklaard.
Het door betrokkene ingestelde beroep tegen het bestreden besluit is bij de aangevallen uitspraak gegrond verklaard, het bestreden besluit is vernietigd en het Uwv is opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Tevens heeft de rechtbank het Uwv veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van betrokkene. De rechtbank heeft overwogen dat met betrekking tot de betrokkene voorgehouden functie van algemeen productiemedewerker kartonnagebedrijf er een bijzondere belasting is bij "duwen en trekken". Er dienen in die functie volle pallets van 50-150 kg over een rollerbaan geduwd te worden. De rechtbank heeft geoordeeld dat, gelet op betrokkenes rugklachten, het haar voorkomt dat deze bijzondere belasting de krachten van betrokkene te boven gaat. De functie had tenminste aan de verzekeringsarts moeten worden voorgelegd, aldus de rechtbank.
Namens betrokkene is in hoger beroep aangevoerd dat de verzekeringsarts haar belastbaarheid niet juist heeft vastgesteld. De functionele mogelijkheden lijst (FML) geeft de beperkingen van betrokkene niet goed weer. Bovendien is er onvoldoende aandacht geschonken aan het rapport van de haar behandelend psychiater N. Ergun van 11 september 2002. Betrokkene kan voorts geen van de geselecteerde functies vervullen.
Het Uwv heeft zich op het standpunt gesteld dat voor de in de functiebeschrijving aangehaalde passage dat volle pallets van 50-150 kg over een rollerbaan geduwd worden niet meer kracht nodig is dan 15kg(f). De rechtbank heeft gekeken naar het gewicht van het te verplaatsen voorwerp en niet naar de wijze waarop het voorwerp moet worden verplaatst en de kracht die daarbij vereist is. Er was dan ook geen aanleiding om te overleggen met de verzekeringsarts over dit aspect omdat er geen sprake was van een signalering en omdat daaruit weer mag worden geconcludeerd dat de feitelijke belasting ruim binnen de toegestane belasting blijft.
De Raad is van oordeel dat de gedingstukken geen grondslag bieden voor het standpunt van betrokkene dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek onvolledig of anderszins ondeugdelijk is geweest. Evenmin heeft de Raad uit de voorhanden zijnde gedingstukken kunnen afleiden dat het Uwv de belastbaarheid van betrokkene onjuist heeft beoordeeld. De Raad overweegt hiertoe dat de verzekeringsarts A.J. Hoffman betrokkene zelf heeft onderzocht en zowel lichamelijke als psychische beperkingen heeft aangenomen. Uit het rapport van Ergun blijkt niet dat appellante meer of anders beperkt is. De bezwaarverzekeringsarts M. Bakker heeft betrokkene gezien tijdens de hoorzitting, dossierstudie verricht en zich met de conclusies van Hoffman kunnen verenigen. De Raad acht derhalve de medische grondslag van het bestreden besluit juist.
De Raad volgt het standpunt van het Uwv en overweegt daartoe dat in de FML is opgenomen dat betrokkene normaal belastbaar is voor het onderdeel "duwen en trekken". Het verplaatsen van volle pallets van 50-150 kg over een rollerbaan vergt naar het oordeel van de Raad geen dermate zware belasting dat van betrokkene niet verwacht kan worden dat ze de functie kan vervullen. Het Uwv heeft, bij schrijven van 10 mei 2004 (met als bijlage het rapport van de bezwaararbeidsdeskundige M.J.W.M. Willemse van 20 april 2004) naar het oordeel van de Raad genoegzaam aangetoond dat er geen te hoge eisen aan de belastbaarheid van betrokkene worden gesteld. Er was voor het Uwv dan ook geen aanleiding om hieromtrent te overleggen met de verzekeringsarts, zodat daar terecht van af is gezien.
Met betrekking tot de stelling van betrokkene dat zij geen van de geduide functies kan verrichten, volstaat de Raad met te verwijzen naar de overwegingen van de rechtbank hieromtrent. De Raad maakt deze overwegingen tot de zijne.
Bij schrijven van 30 maart 2006 en ter zitting heeft de gemachtigde van betrokkene nadere stukken overgelegd. De Raad kan deze stukken met inachtneming van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet bij de procedure betrekken.
Het vorenstaande leidt tot het oordeel dat de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd.
De Raad ziet geen aanleiding tot toepassing van artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
Vernietigt de aangevallen uitspraak,
Verklaart het beroep alsnog ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door G.J.H. Doornewaard als voorzitter en J. Brand en N.J. Haverkamp als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van C.D.A. Bos als griffier, uitgesproken in het openbaar op 19 mei 2006.
(get.) G.J.H. Doornewaard.
(get.) C.D.A. Bos.
MK