Centrale Raad van Beroep,
[appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 30 juni 2004, 03/677 (hierna: aangevallen uitspraak),
het dagelijks bestuur van de Sociale Dienst Walcheren (hierna: het dagelijks bestuur).
Datum uitspraak: 2 mei 2006
I. PROCESVERLOOP
Als gevolg van de inwerkingtreding van een gemeenschappelijke regeling oefent het dagelijks bestuur de taken en bevoegdheden in het kader van de Algemene bijstandswet uit die voorheen door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlissingen werden uitgeoefend. In deze uitspraak wordt onder het dagelijks bestuur tevens verstaan het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlissingen.
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 maart 2006. Appellante is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. E.P. Ceulen, advocaat te Arnhem. Het dagelijks bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door A.C. Vermeer, werkzaam bij de Sociale Dienst Walcheren.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandig-heden.
Appellante heeft darmklachten in verband waarmee haar een voedingsvezelverrijkt dieet is voorgeschreven. Zij heeft sinds november 1983 een vergoeding voor dieetkosten ontvangen, laatstelijk in de vorm van bijzondere bijstand ingevolge de Algemene bijstandswet (Abw).
In het kader van de jaarlijkse herbeoordeling van het recht op bijzondere bijstand voor de dieetkosten heeft het dagelijks bestuur aan Argonaut BV te Vlissingen ter zake om advies gevraagd. Nadat de adviserend verzekeringsarts van Argonaut BV, R.V. Braber, op 9 april 2003 had gerapporteerd dat aan het door appellante te volgen dieet geen meerkosten zijn verbonden, heeft het dagelijks bestuur bij besluit van 22 april 2003 de bijzondere bijstand met ingang van 1 april 2003 beëindigd.
Naar aanleiding van het door appellante tegen het besluit van 22 april 2003 gemaakte bezwaar is een nader advies uitgebracht door H.R. Hefting, arts bij Argonaut BV. Vervolgens is bij besluit van 6 oktober 2003 het bezwaar gegrond verklaard in die zin dat de dieetkostenvergoeding in de periode van 1 augustus 2003 tot 1 september 2004 wordt afgebouwd en per 1 september 2004 wordt beëindigd.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 6 oktober 2003 ongegrond verklaard.
Appellante heeft zich gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Tussen partijen is niet in geschil dat een voedingsvezelverrijkt dieet voor appellante in medisch opzicht als noodzakelijk moet worden aangemerkt. Zij verschillen uitsluitend van mening over het antwoord op de vraag of aan het door appellante te volgen dieet meerkosten zijn verbonden.
De adviserend verzekeringsarts R.V. Braber heeft in zijn rapport van 9 april 2003 aangegeven dat het dieet dat appellante dient te volgen, een normaal, gezond dieet is waaraan geen meerkosten zijn verbonden. Ook de arts H.R. Hefting heeft, na overleg met de huisarts van appellante en na de dieetlijsten van appellante te hebben bezien, in zijn op 8 juli 2003 uitgebrachte rapport geconcludeerd dat de voor appellante in verband met haar darmklachten benodigde vezels in voldoende mate in groente, fruit en volkoren producten zitten. Deze behoren naar zijn oordeel bij een gezond, normaal dieet en daaraan zijn geen meerkosten verbonden. Het is een eigen keuze van appellante dat zij zeer veel varieert in het gebruik van groente en fruit, maar dat is naar zijn oordeel voor een vezelrijk dieet niet noodzakelijk.
De Raad komt evenals de rechtbank tot het oordeel dat het dagelijks bestuur op grond van de adviezen van de artsen van Argonaut BV het standpunt heeft kunnen innemen dat in het geval van appellante geen sprake is van noodzakelijke meerkosten zodat de verlening voor bijzondere bijstand voor dieetkosten diende te worden beëindigd.
De Raad ziet geen reden te twijfelen aan de onafhankelijkheid van de artsen van Argonaut BV op de enkele grond dat Argonaut BV door het dagelijks bestuur vaak wordt benaderd om adviezen uit te brengen. Evenmin is er een regel van geschreven of ongeschreven recht aan te wijzen op grond waarvan het dagelijks bestuur in het kader van de behandeling van het bezwaar van appellante nader advies had moeten inwinnen bij een andere instantie dan Argonaut BV.
De Raad kan voorts aan de brieven van 14 september 2003 en 22 oktober 2003 van de diëtiste van appellante, M.J. Fanoy, niet de betekenis toekennen die appellante daaraan gehecht wil zien. Uit die brieven komt naar voren dat appellante een persoonlijk opgesteld dieet volgt maar niet dat zodanig dieet op grond van de aandoening van appellante medisch noodzakelijk is.
Tenslotte kan naar het oordeel van de Raad niet worden gezegd dat het dagelijks bestuur niet in redelijkheid tot de vastgestelde afbouwregeling heeft kunnen komen dan wel daarbij anderszins in strijd heeft gehandeld met een regel van geschreven of ongeschreven recht. In dit verband wijst de Raad er op dat naar zijn oordeel genoegzaam vaststaat dat aan het door appellante te volgen dieet geen meerkosten zijn verbonden en dat de afbouwperiode feitelijk het tijdvak van april 2003 tot september 2004 heeft beslagen.
Gezien het vorenoverwogene dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd.
De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep,
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en J.M.A. van der Kolk-Severijns en R.H.M. Roelofs als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van L. Jörg als griffier, uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2006.