ECLI:NL:CRVB:2006:AX2156

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/4499 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van uitspraak inzake bijstandsverlaging

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 mei 2006 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van 21 december 2004. Verzoeker, die in deze procedure optrad tegen het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, had verzocht om herziening van de uitspraak waarin zijn hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Breda niet-ontvankelijk was verklaard. De Raad heeft vastgesteld dat de gronden voor herziening niet voldoen aan de eisen zoals gesteld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De aangevoerde feiten en omstandigheden waren reeds bekend bij verzoeker vóór de eerdere uitspraak en konden derhalve niet als nieuw worden aangemerkt. De Raad heeft ook opgemerkt dat de meeste van deze feiten al eerder aan de orde waren gesteld in het kader van het hoger beroep dat leidde tot de uitspraak van 21 december 2004. Hierdoor werd het verzoek om herziening in wezen een verzoek om een hernieuwde behandeling van het hoger beroep, wat niet de bedoeling is van het rechtsmiddel van herziening. De Raad heeft daarom het verzoek om herziening afgewezen en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

05/4499 NABW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet op het verzoek om herziening van:
[verzoeker], wonende te [woonplaats] (hierna: verzoeker),
van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 21 december 2004, 03/5584 NABW en 03/5867 NABW,
in het geding tussen:
verzoeker
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg (hierna: College)
Datum uitspraak: 16 mei 2006.
I. PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 21 december 2004, 03/5584 NABW en 03/5867 NABW.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 april 2006. Verzoeker is verschenen in persoon. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door F.J.W. de Bruijn, werkzaam bij de gemeente Tilburg.
II. OVERWEGINGEN
Ingevolge artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 21 van de Beroepswet kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
Bij de uitspraak van 21 december 2004 heeft de Raad het hoger beroep van verzoeker tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 14 oktober 2003 op het beroep van verzoeker tegen het besluit van 7 november 2002 niet-ontvankelijk verklaard. Tevens heeft de Raad het beroep ongegrond verklaard tegen het – ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank – genomen besluit van 6 november 2003, waarbij verzoeker met ingang van 1 augustus 2002 de maatregel is opgelegd van verlaging van de bijstand met 20% gedurende een maand wegens gedragingen die de inschakeling in de arbeid belemmeren.
De Raad stelt vast dat hetgeen verzoeker tegen de uitspraak van 21 december 2004 heeft aangevoerd, en de in verband hiermede ingediende stukken, niet kunnen worden aangemerkt als feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb. Het betreft immers gestelde feiten en omstandigheden die hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak van
21 december 2004 en die bij verzoeker ook vóór die uitspraak bekend waren of redelijkerwijs bekend konden zijn.
Bovendien zijn de meeste feiten en omstandigheden door verzoeker reeds aan de orde gesteld in het kader van het hoger beroep dat tot de uitspraak van 21 december 2004 heeft geleid. Daarmee houdt het verzoek om herziening in wezen in een verzoek om een hernieuwde behandeling van het hoger beroep. Het - bijzondere - rechtsmiddel van herziening is daarvoor echter niet bedoeld en evenmin om een discussie over de betrokken uitspraak te openen.
Het verzoek om herziening dient op grond van het voorgaande te worden afgewezen.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk als voorzitter en J.M.A. van der Kolk-Severijns en R.H.M. Roelofs als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P.C. de Wit als griffier, uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2006.
(get.) G.A.J. van den Hurk.
(get.) P.C. de Wit.