ECLI:NL:CRVB:2006:AX1626

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/3802 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.G. Kasdorp
  • J.P. Schieveen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om herziening van een eerdere uitspraak in het kader van de WUBO

In deze zaak heeft verzoeker, vertegenwoordigd door K. Visser, een verzoek tot herziening ingediend van een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 12 mei 2005, nummer 04/3221 WUBO. De herziening is aangevraagd op basis van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 17 van de Beroepswet. De Centrale Raad van Beroep heeft op 3 mei 2006 uitspraak gedaan over dit verzoek. Tijdens de zitting op 23 maart 2006 was verzoeker aanwezig, terwijl verweerster, de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, werd vertegenwoordigd door mr. T.R.A. Dircke.

De Raad overweegt dat het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak, tenzij er sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden. De Raad heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden kunnen vaststellen die voldoen aan de cumulatieve voorwaarden van artikel 8:88 Awb. De verklaring van J.W. Vijfhuizen-Deijkers, die na de eerdere uitspraak is ingediend, voegt niets nieuws toe en kan daarom niet worden aangemerkt als een nieuw feit.

De Raad concludeert dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen, en er zijn geen termen aanwezig voor een vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door C.G. Kasdorp, in tegenwoordigheid van griffier J.P. Schieveen, en is openbaar uitgesproken op 3 mei 2006.

Uitspraak

05/3802 WUBO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 17 van de Beroepswet op het verzoek om herziening van:
[verzoeker], wonende te [woonplaats] (hierna: verzoeker),
van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 12 mei 2005, nummer 04/3221 WUBO,
in het geding tussen:
verzoeker
en
de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster)
Datum uitspraak: 3 mei 2006
I. PROCESVERLOOP
Namens verzoeker heeft K. Visser, wonende te Sint-Oedenrode, om herziening verzocht van eerder vermelde uitspraak van de Raad, naar welke uitspraak hierbij wordt verwezen.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 maart 2006. Verzoeker is verschenen en verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. T.R.A. Dircke, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. OVERWEGINGEN
Ingevolge artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gelezen in samenhang met artikel 17 van de Beroepswet, kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en,
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid.
Het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening is niet gegeven om, anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als hiervoor bedoeld, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de betrokken uitspraak te openen.
In hetgeen namens verzoeker bij het verzoek om herziening is aangevoerd heeft de Raad geen feiten of omstandigheden kunnen ontdekken die voldoen aan de drie in artikel 8:88 van de Awb omschreven cumulatieve voorwaarden. De Raad moet dan ook vaststellen dat namens verzoeker met het onderhavige verzoek is beoogd op basis van reeds bekende gegevens een - bij het rechtsmiddel van herziening niet passende - hernieuwde discussie te voeren.
Met betrekking tot de nader ingediende verklaring van J.W. Vijfhuizen-Deijkers, wonende te Nuenen, merkt de Raad op dat, daargelaten dat deze verklaring niets nieuws toevoegt aan de reeds bekende gegevens omtrent de oorlogservaringen van verzoeker, de verklaring dateert van na de uitspraak waarvan herziening is verzocht en om die reden al niet kan worden aangemerkt als een nieuw feit in de zin van artikel 8:88 van de Awb.
Het voorgaande leidt de Raad tot de slotsom dat het verzoek om herziening dient te worden afgewezen.
De Raad acht, ten slotte, geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb inzake een vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door C.G. Kasdorp. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J.P. Schieveen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2006.
(get.) C.G. Kasdorp.
(get.) J.P. Schieveen.
HD
27.03