ECLI:NL:CRVB:2006:AX1526

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/1961 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oneervol strafontslag wegens plichtsverzuim en het recht op wachtgeld

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 16 maart 2005, waarin het beroep tegen het besluit van de Korpsbeheerder van de politieregio Gelderland-Midden ongegrond werd verklaard. Appellant had een aanvraag ingediend voor toekenning van wachtgeld, welke aanvraag op 2 december 2002 was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat appellant oneervol was ontslagen wegens plichtsverzuim, en dat dit ontslagbesluit in rechte onaantastbaar was. De Raad voor de Rechtspraak bevestigt deze uitspraak en stelt dat appellant, gezien het oneervolle ontslag, geen recht heeft op wachtgeld volgens de geldende regelgeving. De Raad wijst erop dat de Korpsbeheerder terecht de aanvraag om wachtgeld heeft afgewezen, aangezien de wetgeving enkel recht geeft op een uitkering bij eervol ontslag. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en voegt toe dat er geen nieuwe grieven zijn aangevoerd in hoger beroep. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er wordt geen aanleiding gezien voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan op 4 mei 2006.

Uitspraak

05/1961 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 16 maart 2005, nr. 03/2223 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Korpsbeheerder van de politieregio Gelderland-Midden (hierna: Korpsbeheerder)
Datum uitspraak: 4 mei 2006
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens de Korpsbeheerder is een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 maart 2006. Appellant is verschenen. De Korpsbeheerder is, zoals aangekondigd, niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij zijn oordeelsvorming gaat de Raad uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Bij besluit van 2 december 2002 is appellants aanvraag om toekenning van wachtgeld op de voet van het Rijkswachtgeldbesluit 1959 (RWB) met ingang van 2 november 2000 afgewezen.
1.2. Het hiertegen gemaakte bezwaar is bij het bestreden besluit van 14 augustus 2003 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe is, kort samengevat, overwogen dat aan appellant met ingang van 2 november 2000 oneervol strafontslag is verleend wegens plichtsverzuim. Dit ontslagbesluit is als een in rechte onaantastbaar gegeven te beschouwen, nu de handhaving van dit besluit in hoogste instantie door de Raad bij uitspraak van 3 juni 2004, nr. 02/3574 AW in stand is gelaten. Ingevolge de artikelen 97 en 98 van het Besluit algemene rechtspositie politie heeft een gewezen ambtenaar slechts in geval van eervol ontslag recht op een uitkering op de voet van het RWB, respectievelijk de Uitkeringsregeling 1966. Aangezien in rechte vaststaat dat aan appellant oneervol strafontslag is verleend, heeft hij reeds om die reden geen recht op wachtgeld en was een zelfstandig onderzoek door de Korpsbeheerder naar de toedracht van het ontslag ook niet vereist. De Korpsbeheerder heeft derhalve, aldus de rechtbank, terecht de aanvraag van appellant om toekenning van wachtgeld afgewezen.
3. De Raad onderschrijft het oordeel dat de rechtbank over het bestreden besluit heeft gegeven. Appellant heeft in hoger beroep in wezen geen andere grieven aangevoerd dan in eerste aanleg. Nu de Raad de overwegingen op grond waarvan de rechtbank tot haar oordeel is gekomen volledig onderschrijft, volstaat de Raad met te verwijzen naar die overwegingen. Hij voegt daaraan nog toe dat hij bij uitspraak van heden, nr. 04/4201 AW, het verzoek om herziening van eerdergenoemde uitspraak van de Raad van 3 juni 2004, inzake het als disciplinaire straf verleende ontslag, heeft afgewezen.
4. Gelet op het vorenoverwogene moet de aangevallen uitspraak worden bevestigd. De Raad ziet geen aanleiding toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake de vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.C.F. Talman als voorzitter en J.Th. Wolleswinkel en K.J. Kraan als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van O.C. Boute als griffier, uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2006.
(get.) J.C.F. Talman.
(get.) O.C. Boute.
HD
20.04