ECLI:NL:CRVB:2006:AW9661
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- H.G. Rottier
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Weigering van WW-uitkering wegens geen werkloosheid en recht op doorbetaling van loon
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin de weigering van een WW-uitkering door het Uwv werd bevestigd. Appellant, die sinds 15 juli 1993 als adviseur/projectleider werkzaam was, viel op 6 februari 2001 door ziekte uit. Hij ontving vanaf 7 februari 2002 een WAO-uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%. Ondanks zijn ziekte verrichtte appellant op therapeutische basis werkzaamheden voor zijn werkgever. Op 25 maart 2003 vroeg de werkgever een ontslagvergunning aan, maar deze werd op 5 september 2003 ingetrokken. Appellant heeft vanaf de aanvraag van de ontslagvergunning geen werkzaamheden meer verricht en verzocht op 30 oktober 2003 om een WW-uitkering, die door het Uwv op 5 november 2003 werd afgewezen. Het Uwv stelde dat er per 25 maart 2003 geen sprake was van werkloosheid, omdat appellant recht had op doorbetaling van zijn loon.
De rechtbank onderschreef het standpunt van het Uwv en verklaarde het beroep ongegrond. In hoger beroep stelde appellant dat hij vanaf 25 maart 2003 niet langer welkom was en geen inkomen meer ontving, waardoor er volgens hem sprake was van werkloosheid. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant, ondanks dat hij geen arbeid meer verrichtte, recht had op loon op basis van artikel 7:628 van het Burgerlijk Wetboek, omdat de werkgever geen arbeid meer beschikbaar stelde. De Raad bevestigde dat er per 25 maart 2003 geen sprake was van werkloosheid in de zin van de Werkloosheidswet, en bekrachtigde de uitspraak van de rechtbank.