ECLI:NL:CRVB:2006:AW9585
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- H.G. Rottier
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Weigering van WW-uitkering wegens verwijtbare werkloosheid na ontslag op staande voet
In deze zaak gaat het om de weigering van een WW-uitkering aan betrokkene, die op 2 december 2003 op staande voet is ontslagen na het verzenden van kwetsende sms-berichten naar zijn werkgever. Betrokkene had eerder een WW-uitkering aangevraagd, maar deze werd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) geweigerd op basis van verwijtbare werkloosheid. De rechtbank Arnhem oordeelde dat betrokkene verwijtbaar werkloos was, maar dat dit hem niet in overwegende mate kon worden verweten, waardoor de opgelegde maatregel gematigd diende te worden. Het UWV ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 1 maart 2006 werd betrokkene bijgestaan door zijn advocaat, terwijl het UWV werd vertegenwoordigd door een medewerker. De Centrale Raad van Beroep beoordeelde de zaak aan de hand van de Werkloosheidswet (WW) en concludeerde dat betrokkene zich zodanig had gedragen dat hij redelijkerwijs had moeten begrijpen dat dit gedrag de beëindiging van zijn dienstbetrekking tot gevolg zou kunnen hebben. De Raad oordeelde dat de sms-berichten, die als zeer kwetsend werden ervaren, een weloverwogen handeling waren en dat betrokkene onvoldoende had gedaan om zijn excuses aan te bieden na het incident.
De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van betrokkene ongegrond. De Raad oordeelde dat er geen redenen waren om aan te nemen dat de werkloosheid betrokkene niet in overwegende mate kon worden verweten. De beslissing van het UWV om de WW-uitkering blijvend te weigeren werd daarmee bevestigd.