[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 16 december 2003, 01/704 (hierna: aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv),
Datum uitspraak: 28 april 2006.
Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding het Uwv in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder het Uwv tevens verstaan het Lisv.
Namens appellant is hoger beroep ingesteld.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaats gevonden op 24 maart 2006. Voor appellant is verschenen mr. W.G. de Jonge, advocaat te Vlaardingen. Het Uwv heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
Het inleidend beroep is gericht tegen het door het Uwv genomen besluit van 13 maart 2001, waarbij het bezwaar tegen het besluit van 14 augustus 2000 ongegrond is verklaard. Het besluit van 14 augustus 2000 strekt tot de toekenning aan appellant van een arbeidsongeschiktheidsuitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15-25% met ingang van 31 augustus 2000.
Bij besluit van 26 februari 2003 heeft het Uwv met intrekking van het besluit van 13 maart 2001 en de herroeping van het besluit van 14 augustus 2000 appellant met ingang van 31 augustus 2000 een WAO-uitkering toegekend naar een arbeidsongeschiktheid van 80-100%.
Bij brief van 28 mei 2003 heeft appellant het inleidend beroep ingetrokken en gevraagd om vergoeding van de kosten vanwege de door mevrouw Verhage, directrice van het Instituut Psychosofia, centrum voor spirituele geneeswijze en spirituele dans (hierna: Psychosofia) verrichte werkzaamheden als gespecificeerd in een bijlage. Deze kosten zijn onderverdeeld in de tijdens de bezwaarschriftprocedure gemaakte kosten (tot 13 maart 2001) tot een bedrag van € 1.020,44 (inclusief BTW) en werkzaamheden tijdens het beroep bij de rechtbank ad € 2.143,24 (inclusief BTW).
De rechtbank heeft tot uitgangspunt genomen dat appellant het inleidend beroep met de brief van 28 mei 2003 heeft ingetrokken en tegelijk heeft verzocht om afzonderlijk uitspraak te doen over de proceskosten. Zij heeft het Uwv veroordeeld in de kosten van het geding, maar de vergoeding voor de werkzaamheden van Psychosofia afgewezen. Voor de in de bezwaarprocedure verrichte werkzaamheden heeft de rechtbank overwogen dat de primaire besluitvorming door het Uwv niet dermate ernstige gebreken vertoont dat gezegd moet worden dat hij tegen beter weten in een onrechtmatig besluit heeft genomen. Vergoeding van de kosten verbonden aan de werkzaamheden door Psychosofia gedurende het geding bij de rechtbank, wijst de rechtbank af, omdat geen sprake is van deskundigenkosten in de zin van artikel 1, aanhef en onder b, van het Besluit Proceskosten Bestuursrecht.
De Raad overweegt het volgende.
Het hoger beroep ziet uitsluitend op de weigering om een vergoeding toe te kennen voor de werkzaamheden van Psychosofia. Appellant heeft daarbij het uitgangspunt van de rechtbank dat het inleidend beroep met zijn brief van 28 mei 2003 was ingetrokken aanvaard. Ook de Raad gaat hiervan uit.
Naar het oordeel van de Raad heeft appellant tegelijk met de intrekking van het inleidend beroep verzocht om de toekenning van schadevergoeding voor zover het betreft de kosten verbonden aan de werkzaamheden tijdens de bezwaarprocedure door Psychosofia, en tevens de vergoeding van proceskosten, waaronder wegens Psychosofia tijdens het beroep bij de rechtbank opgestelde rapportages. Ook de rechtbank is hiervan blijkens haar uitspraak uitgegaan.
Met de rechtbank en op de door haar daartoe gebezigde gronden, is de Raad van oordeel dat het verzoek om schadevergoeding als bedoeld in artikel 8:73a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet worden afgewezen.
De werkzaamheden door Psychosofia gedurende het geding bij de rechtbank vallen onder het bereik van artikel 8:75a van de Awb. Zoals de Raad eerder in zijn uitspraken van 2 augustus 2002, 00/1119 AAW, en 19 november 2004, LJN AR7449 tot uitdrukking heeft gebracht, zijn de door Psychosofia uitgebrachte rapporten niet afkomstig van een (medisch) deskundige als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank hierover.
De Raad kan en zal in het midden laten of appellant is geslaagd in het op hem rustende bewijs dat hij schade heeft geleden; in het bijzonder gaat de Raad er aan voorbij of en in hoeverre voor appellant aan de werkzaamheden van Psychosofia kosten zijn verbonden.
De aangevallen uitspraak komt, met een aanvulling, voor bevestiging in aanmerking.
De Raad ziet geen aanleiding tot een kostenveroordeling.
De Centrale Raad van Beroep,
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voorzover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en J.W. Schuttel en R.C. Stam als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J.P. Mulder als griffier, uitgesproken in het openbaar op 28 april 2006.