ECLI:NL:CRVB:2006:AW7522
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- J.W. Schuttel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van WAO-uitkering en verzoek om vergoeding van kosten in bezwaar
In deze zaak gaat het om de terugvordering van een WAO-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had het beroep van appellant gegrond verklaard, maar het Uwv had het besluit van 10 januari 2003 gehandhaafd, waarin de onverschuldigd betaalde uitkering over de periode van 18 oktober 1998 tot 1 oktober 2002 werd teruggevorderd. Appellant had in hoger beroep drie brieven ingediend en het Uwv had een verweerschrift ingediend, evenals een nader verweerschrift met een besluit van 10 maart 2004.
Tijdens de zitting op 10 maart 2006 was appellant aanwezig, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. M.K. Dekker. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de uitkering op en na 9 december 2000 niet onverschuldigd was betaald, zolang het besluit van 22 november 2000 niet was ingetrokken. Appellant had geen schriftelijke toezegging dat van terugvordering zou worden afgezien, en de Raad oordeelde dat appellant redelijkerwijs had moeten begrijpen dat het besluit van 22 november 2000 op een misslag berustte.
Daarnaast werd het verzoek van appellant om vergoeding van kosten in bezwaar afgewezen, omdat hij geen tijdig verzoek had ingediend zoals voorgeschreven in de Algemene wet bestuursrecht. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was en verklaarde het beroep tegen het besluit van 10 maart 2004 ongegrond. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met D.J. van der Vos als voorzitter en J.P. Mulder als griffier.