ECLI:NL:CRVB:2006:AW7508
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- J.W. Schuttel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Verlaging van WAO-uitkering en terugvordering onverschuldigd betaalde WAO-uitkering
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem, waarin het beroep ongegrond werd verklaard. Appellant ontving een WAO-uitkering en had daarnaast inkomsten uit een deeltijdfunctie als postkamermedewerker. Het Uwv had appellant eerder gewaarschuwd dat zijn verdiensten zouden leiden tot een korting op zijn WAO-uitkering. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat appellant redelijkerwijs rekening moest houden met deze korting, aangezien zijn inkomsten zodanig waren dat hij op de grens van een klassenoverschrijding balanceerde. De korting had eerder moeten worden toegepast, maar het Uwv had om zorgvuldigheidsredenen afgezien van een eerdere korting.
Appellant voerde aan dat hij in 1998 en 1999 overgewerkt had, maar de Raad oordeelt dat dit voor het geschil geen betekenis heeft, omdat de korting pas vanaf 1 december 2001 is toegepast. Appellant heeft geen zelfstandige gronden aangevoerd tegen het besluit tot terugvordering van de onverschuldigd betaalde WAO-uitkering. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de feiten en argumenten van beide partijen hebben gewogen. De Raad concludeert dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd, en dat de berekeningsmethode van het Uwv in overeenstemming is met de wetgeving, waarbij de anticumulatie van arbeidsinkomsten in relatie tot de mate van arbeidsongeschiktheid centraal staat.