ECLI:NL:CRVB:2006:AW7231
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van verzoeken om voorlopige voorzieningen in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 april 2006 uitspraak gedaan over de verzoeken om voorlopige voorzieningen van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede en een betrokkene in het kader van een hoger beroep. Het College had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem van 19 januari 2006, waarin het besluit van het College om de aanvraag van betrokkene om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) buiten behandeling te laten, werd vernietigd. De rechtbank oordeelde dat het College in redelijkheid geen gebruik had kunnen maken van zijn bevoegdheid om de aanvraag buiten behandeling te laten, omdat de gevraagde gegevens niet noodzakelijk waren voor de beoordeling van het recht op bijstand.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om voorlopige voorzieningen afgewezen, omdat er geen sprake was van een spoedeisend belang. Het College had aangevoerd dat het verstrekken van bijstand op basis van de aangevallen uitspraak, indien deze in hoger beroep zou worden vernietigd, financieel problematisch zou zijn. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat er geen dringende noodzaak was voor het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien betrokkene sinds 21 juni 2005 bijstand ontving en er geen bedreigende schulden waren. Bovendien was er geen bewijs van een financiële noodsituatie.
De voorzieningenrechter heeft het College ook veroordeeld in de proceskosten van betrokkene, die zijn begroot op € 644,-- voor verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier M. Pijper en is openbaar uitgesproken op 25 april 2006.