ECLI:NL:CRVB:2006:AW5427

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/2079 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring van hoger beroep wegens termijnoverschrijding griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 april 2006 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn hoger beroep. Het hoger beroep was eerder niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was bijgeschreven op de rekening van de Raad. Appellant, die zich in zijn verzetschrift en ter zitting op 8 maart 2006 had laten vertegenwoordigen, voerde aan dat hij door ziekte niet in staat was het griffierecht tijdig te voldoen, maar dat hij een week voor de betalingstermijn een overschrijvingskaart had ingeleverd bij zijn bank. Hij was ervan overtuigd dat het griffierecht tijdig was voldaan.

De Raad oordeelde echter dat de niet-ontvankelijkverklaring terecht was. De Raad stelde vast dat appellant door lang te wachten met het overmaken van het griffierecht een risico had genomen dat voor zijn rekening kwam. De Raad vond geen grond voor het oordeel dat appellant redelijkerwijs geen verwijt kon worden gemaakt voor het verzuim. Gelet op deze overwegingen werd het verzet ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak werd gedaan door M.C. Bruning, in tegenwoordigheid van griffier J.W.P. van der Hoeven, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

05/2079 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 16 december 2004, 02/1587 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: het Uwv).
Datum uitspraak: 19 april 2006
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 8 juli 2005 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 8 juli 2005 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 8 maart 2006. A appellant is verschenen. Het Uwv heeft zich - met voorafgaand bericht - niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 8 juli 2005 berust hierop, dat het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk is omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig op de rekening van de Raad is bijgeschreven.
In het verzetschrift en ter zitting heeft appellant aangevoerd dat hij door ziekte niet in staat was het griffierecht per kas van de Raad te voldoen maar dat hij een volle week voor het verstrijken van de betalingstermijn een overschrijvingskaart heeft ingeleverd bij zijn bankinstelling. Appellant was ervan overtuigd dat het griffierecht ook tijdig voldaan was.
De Raad is van oordeel dat de niet-ontvankelijkverklaring terecht is geschied. In hetgeen van de zijde van appellant is aangevoerd, is naar het oordeel van de Raad geen grond gelegen voor het oordeel dat hem ter zake van het verzuim redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt. De Raad overweegt daartoe dat appellant door lang te wachten met het overmaken van het verschuldigde griffierecht een risico heeft genomen dat voor zijn rekening dient te blijven.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J.W.P. van der Hoeven als griffier, uitgesproken in het openbaar op 19 april 2006.
(get.) M.C. Bruning.
(get.) J.W.P. van der Hoeven.