ECLI:NL:CRVB:2006:AW5427
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring van hoger beroep wegens termijnoverschrijding griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 april 2006 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn hoger beroep. Het hoger beroep was eerder niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was bijgeschreven op de rekening van de Raad. Appellant, die zich in zijn verzetschrift en ter zitting op 8 maart 2006 had laten vertegenwoordigen, voerde aan dat hij door ziekte niet in staat was het griffierecht tijdig te voldoen, maar dat hij een week voor de betalingstermijn een overschrijvingskaart had ingeleverd bij zijn bank. Hij was ervan overtuigd dat het griffierecht tijdig was voldaan.
De Raad oordeelde echter dat de niet-ontvankelijkverklaring terecht was. De Raad stelde vast dat appellant door lang te wachten met het overmaken van het griffierecht een risico had genomen dat voor zijn rekening kwam. De Raad vond geen grond voor het oordeel dat appellant redelijkerwijs geen verwijt kon worden gemaakt voor het verzuim. Gelet op deze overwegingen werd het verzet ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak werd gedaan door M.C. Bruning, in tegenwoordigheid van griffier J.W.P. van der Hoeven, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.