ECLI:NL:CRVB:2006:AW5265

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05-922 NABw
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van bijzondere bijstand voor vervanging van een bed

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die zijn beroep tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam ongegrond had verklaard. Appellant ontving sinds 4 april 2002 een uitkering op basis van de Algemene bijstandswet (Abw) en had op 30 juni 2003 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van vervanging van zijn 13 jaar oude bed. Het College had deze aanvraag op 18 juli 2003 afgewezen, en het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 1 juli 2004 ongegrond verklaard.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 25 april 2006 geoordeeld dat appellant niet in aanmerking komt voor bijzondere bijstand. De Raad overwoog dat de kosten van duurzame gebruiksgoederen, zoals een bed, in beginsel uit het inkomen moeten worden bestreden, hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling. Bijstandsverlening is alleen mogelijk als er sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat de kosten niet uit de algemene bijstand en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan.

Appellant stelde dat hij door zijn lichaamslengte genoodzaakt was om een tweepersoonsbed aan te schaffen, wat extra kosten met zich meebracht. Hij gaf aan dat hij vanwege zijn schulden niet had kunnen reserveren voor de kosten van een nieuw bed en dat hij geen nieuwe lening mocht afsluiten in het kader van zijn schuldsanering. De Raad concludeerde echter dat het ontbreken van reserveringsruimte door schulden niet kan worden aangemerkt als een bijzondere omstandigheid die leidt tot noodzakelijke kosten voor bijstandsverlening. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de aanvraag voor bijzondere bijstand af.

Uitspraak

05/922 NABW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats]
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 3 januari 2005, ABW 04/2116-FRC (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam (hierna: College)
Datum uitspraak: 25 april 2006
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 maart 2006. Appellant is verschenen. Het College heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
Appellant ontvangt vanaf 4 april 2002 een uitkering ingevolge de Algemene bijstandswet (Abw) naar de norm voor een alleenstaande. Op 30 juni 2003 heeft hij een aanvraag om bijzondere bijstand ingediend in de kosten van vervanging van zijn 13 jaar oude bed met bijbehorende matras.
Het College heeft deze aanvraag bij besluit van 18 juli 2003 afgewezen.
Bij besluit van 1 juli 2004 heeft het College het tegen het besluit van 18 juli 2003 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 1 juli 2004 ongegrond verklaard.
Zoals blijkt uit het gestelde in de aanvullende beroepschriften en het verhandelde ter zitting is het hoger beroep van appellant beperkt tot de meerkosten van een tweepersoonsbed ten opzichte van een eenpersoonsbed.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Ingevolge artikel 39, eerste lid, van de Abw heeft, onverminderd hoofdstuk II van de Abw, de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voorzover de alleen-staande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, bedoeld in afdeling 1, paragraaf 2 en 3 van de Abw, en de aanwezige draagkracht.
Appellant heeft bijzondere bijstand aangevraagd in de kosten van de vervanging van zijn bed. Hij heeft aangegeven dat hij gezien zijn lichaamslengte genoodzaakt is om een tweepersoonsbed aan te schaffen waarin hij diagonaal kan liggen waardoor hij extra kosten heeft, terwijl hij in verband met zijn schulden niet heeft kunnen reserveren voor de kosten van een nieuw bed en vanwege de aangegane schuldsanering geen nieuwe lening mag sluiten.
Volgens vaste rechtspraak van de Raad worden de kosten van duurzame gebruiksgoederen zoals een bed tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend. Die kosten dienen in beginsel te worden bestreden uit het inkomen, hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Afzonderlijke bijstandsverlening is niet mogelijk, tenzij de kosten noodzakelijk zijn als gevolg van bijzondere omstandigheden in het individuele geval, die ertoe leiden dat die kosten niet uit de algemene bijstand en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan.
In hetgeen appellant heeft aangevoerd ziet de Raad, met het College, onvoldoende aanknopingspunten om te oordelen dat in dit geval sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten die voor bijstandsverlening in aanmerking komen. Appellant heeft de vervanging van zijn bed ruimschoots kunnen voorzien. Vast staat dat appellant vanaf
4 april 2002 bijstand ontvangt en niet is betwist dat hij vanaf 1985 tot aan laatstgenoemde datum in zijn levensonderhoud voorzag door middel van inkomsten uit arbeid. Verder is het ontbreken van (voldoende) reserverings-ruimte in verband met schulden en de daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen, niet aan te merken als een bijzondere omstandigheid in het individuele geval die leidt tot noodzakelijke kosten. Schulden dan wel het ontbreken van voldoende reserveringsruimte als gevolg daarvan, kunnen niet worden afgewenteld op de Abw.
De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking.
De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.H. Polderman-Eelderink als griffier, uitgesproken in het openbaar op 25 april 2006.
(get.) A.B.J. van der Ham.
(get.) A.H. Polderman-Eelderink.