ECLI:NL:CRVB:2006:AW5265
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van bijzondere bijstand voor vervanging van een bed
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die zijn beroep tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam ongegrond had verklaard. Appellant ontving sinds 4 april 2002 een uitkering op basis van de Algemene bijstandswet (Abw) en had op 30 juni 2003 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van vervanging van zijn 13 jaar oude bed. Het College had deze aanvraag op 18 juli 2003 afgewezen, en het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 1 juli 2004 ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 25 april 2006 geoordeeld dat appellant niet in aanmerking komt voor bijzondere bijstand. De Raad overwoog dat de kosten van duurzame gebruiksgoederen, zoals een bed, in beginsel uit het inkomen moeten worden bestreden, hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling. Bijstandsverlening is alleen mogelijk als er sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat de kosten niet uit de algemene bijstand en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan.
Appellant stelde dat hij door zijn lichaamslengte genoodzaakt was om een tweepersoonsbed aan te schaffen, wat extra kosten met zich meebracht. Hij gaf aan dat hij vanwege zijn schulden niet had kunnen reserveren voor de kosten van een nieuw bed en dat hij geen nieuwe lening mocht afsluiten in het kader van zijn schuldsanering. De Raad concludeerde echter dat het ontbreken van reserveringsruimte door schulden niet kan worden aangemerkt als een bijzondere omstandigheid die leidt tot noodzakelijke kosten voor bijstandsverlening. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de aanvraag voor bijzondere bijstand af.