ECLI:NL:CRVB:2006:AW5224
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- J.W. Schuttel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Herziening van de Toeslagenwet en terugvordering van onverschuldigd betaalde toeslag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem, waarin de rechtbank het beroep ongegrond heeft verklaard. Appellant had bezwaar gemaakt tegen besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) die betrekking hadden op de herziening van zijn toeslag op basis van de Toeslagenwet (TW). De Centrale Raad van Beroep heeft op 21 april 2006 uitspraak gedaan.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant niet op de hoogte was van het ontvangen van een toeslag en dat hij niet wist dat het opgeven van het gezinsinkomen relevant was voor de vaststelling van deze toeslag. De Raad oordeelt echter dat appellant had moeten weten dat hij een toeslag ontving en dat het gezinsinkomen van belang was. Hierdoor heeft hij niet voldaan aan de informatieplicht zoals neergelegd in artikel 12 van de TW. De Raad bevestigt dat het Uwv terecht de aan appellant toegekende toeslag heeft herzien op basis van artikel 11a van de TW.
Daarnaast heeft de Raad de argumenten van appellant over de terugvordering van het onverschuldigd betaalde bedrag van € 2.560,20 verworpen. Appellant stelde dat hij veel schulden had en dat er sprake was van een dringende reden om van terugvordering af te zien. De Raad oordeelt dat de situatie van appellant niet uitzonderlijk genoeg is om van terugvordering af te zien, vooral gezien het feit dat het Uwv het terug te vorderen bedrag heeft beperkt tot € 50,- per maand. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en oordeelt dat het bestreden besluit op goede gronden berust.