ECLI:NL:CRVB:2006:AW3100
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- H.G. Rottier
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Weigering WW-uitkering na loondoorbetalingsverplichting en eerdere WAO-weigering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond heeft verklaard. Het Uwv had de aanvraag van appellant voor een WW-uitkering geweigerd, omdat hij volgens hen niet werkloos was in de zin van de Werkloosheidswet (WW) en nog een vast dienstverband had. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep vond plaats op 12 april 2006.
De appellant had eerder een WAO-uitkering aangevraagd, die was geweigerd omdat hij op dat moment niet arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelde dat de werkgever van appellant, Decoil International B.V., een loondoorbetalingsverplichting had jegens appellant, omdat hij geschikt was bevonden voor zijn eigen werk. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de argumenten van appellant niet voldoende waren om de beslissing van het Uwv te weerleggen.
De Raad overwoog dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat appellant geen recht had op een WW-uitkering, omdat hij in de relevante periode niet werkloos was. De Raad bevestigde dat de werkgever vanaf 15 januari 2003 een loondoorbetalingsverplichting had, en dat het Uwv terecht had geoordeeld dat appellant geen recht had op een WW-uitkering gedurende de periode waarin hij nog een dienstverband had.
De uitspraak benadrukt het belang van de loondoorbetalingsverplichting van werkgevers en de voorwaarden waaronder een WW-uitkering kan worden geweigerd. De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank voor bevestiging in aanmerking kwam, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding.