ECLI:NL:CRVB:2006:AW2829
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- J.W. Schuttel
- J. Brand
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de medische grondslag bij WAO-schatting en hoger beroep tegen besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) ongegrond werd verklaard. Het UWV had in 2002 besloten dat appellant minder dan 15% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de beëindiging van zijn uitkering. Appellant stelde dat de medische beoordeling onjuist was en dat hij niet in staat was om te werken. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 17 februari 2006, waarbij gedaagde werd vertegenwoordigd door mr. M.H.A.H. Smithuijsen. Appellant was niet aanwezig.
De Raad overwoog dat de medische beoordeling door de verzekeringsarts en bezwaarverzekeringsarts zorgvuldig was uitgevoerd. De bezwaarverzekeringsarts had de medische voorgeschiedenis van appellant in kaart gebracht en informatie van de behandelend psychiater betrokken in haar beoordeling. Appellant had aangevoerd dat de bezwaarverzekeringsarts onzorgvuldig had gehandeld door hem niet zelf te onderzoeken, maar de Raad oordeelde dat dit niet noodzakelijk was gezien de omstandigheden van de zaak. De Raad concludeerde dat er geen aanwijzingen waren dat de medische situatie van appellant verkeerd was ingeschat.
Uiteindelijk verklaarde de Raad het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk en het beroep tegen het besluit van 21 oktober 2005 ongegrond. Tevens werd gedaagde veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 966,-- bedroegen, en werd bepaald dat het UWV het door appellant betaalde griffierecht van € 116,-- aan hem moest vergoeden.