ECLI:NL:CRVB:2006:AW1312

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05-5922 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake sociale zekerheidswetgeving

In deze zaak heeft verzoekster, woonachtig te [woonplaats], een verzoek om herziening ingediend tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep van 30 augustus 2005, met nummer 05/3856 WWB. Dit verzoek is gedaan in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep heeft op 11 april 2006 uitspraak gedaan over dit verzoek. De Raad overweegt dat het verzoek om herziening niet is bedoeld om de juistheid van de eerdere uitspraak ter discussie te stellen. De gronden die verzoekster aanvoert, zijn niet aan te merken als nieuwe feiten of omstandigheden die aanleiding geven tot herziening volgens artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad concludeert dat de feiten en omstandigheden die verzoekster aanvoert, reeds bekend waren vóór de eerdere uitspraak en dus niet voldoen aan de vereisten voor herziening. De Raad wijst het verzoek om herziening af en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk, in tegenwoordigheid van R.J. van der Veen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 11 april 2006. Het onderzoek ter zitting vond plaats op 28 maart 2006, waarbij verzoekster werd bijgestaan door haar advocaat, mr.dr. G.P. Dayala, en het College werd vertegenwoordigd door F.H.W. Fris.

Uitspraak

05/5922 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet op het verzoek om herziening van:
[verzoekster], wonende te [woonplaats] (hierna: verzoekster),
van de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep van 30 augustus 2005, 05/3856 WWB,
in het geding in hoger beroep tussen:
verzoekster
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (hierna: College)
Datum uitspraak: 11 april 2006.
I. PROCESVERLOOP
Verzoekster heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Raad van 30 augustus 2005, 05/3856 WWB.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden 28 maart 2006. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door
mr.dr. G.P. Dayala, advocaat te Amsterdam. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door F.H.W. Fris, werkzaam bij de gemeente Amsterdam.
II. OVERWEGINGEN
Ingevolge artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 21 van de Beroepswet kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
De Raad stelt vast dat de gronden die verzoekster tegen de uitspraak van 30 augustus 2005 heeft aangevoerd, en de in verband hiermede ingediende stukken, niet kunnen worden aangemerkt als feiten of omstandigheden als bedoeld in
artikel 8:88 van de Awb. De feiten en omstandigheden waarop verzoekster zich beroept dateren alle van vóór deze uitspraak en zijn in de procedure die tot de uitspraak heeft geleid - materieel - ook aan de orde geweest. Er is derhalve geen sprake van feiten of omstandigheden die bij verzoeker vóór de uitspraak niet bekend waren.
Wat verzoekster met het verzoek om herziening in wezen beoogt, is het ter discussie stellen van de juistheid van de uitspraak van 30 augustus 2005. Daarvoor is het - bijzondere - rechtsmiddel van herziening echter niet bedoeld.
Het verzoek om herziening dient daarom te worden afgewezen.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.J. van der Veen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 11 april 2006.
(get.) G.A.J. van den Hurk.
(get.) R.J. van der Veen.