ECLI:NL:CRVB:2006:AV9085
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- Rechtspraak.nl
Toepassing van artikel 44 van de WAO met terugwerkende kracht op uitkering
In deze zaak gaat het om de toepassing van artikel 44 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en de vraag of deze toepassing met terugwerkende kracht kan plaatsvinden. Appellant, die een uitkering ontving op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) dat zijn uitkering per 1 april 2000 zou worden herzien. Dit besluit was gebaseerd op de inkomsten die appellant had als lid van de provinciale staten. De rechtbank Leeuwarden had het beroep van appellant tegen het besluit van het UWV ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 10 februari 2006, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. A. Nijboer. De Raad overweegt dat de rechtbank ten onrechte heeft gesteld dat het UWV op grond van artikel 36a van de WAO tot herziening diende over te gaan, aangezien dit artikel niet relevant was voor de zaak. De Raad benadrukt dat de reikwijdte van het bestreden besluit beperkt is tot artikel 44 van de WAO.
De Raad concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de toepassing van artikel 44 met terugwerkende kracht niet toelaatbaar is, tenzij de betrokkene wist of redelijkerwijs kon weten dat de inkomsten uit arbeid invloed hadden op de uitkering. In dit geval was appellant zich bewust van de invloed van zijn inkomsten op zijn uitkering, waardoor de Raad de aangevallen uitspraak bevestigt, zij het met verbetering van gronden. De uitspraak werd gedaan door mr. J. Janssen als voorzitter en mr. G.J.H. Doornewaard en mr. J. Brand als leden, met D.W.M. Kaldenhoven als griffier.