ECLI:NL:CRVB:2006:AV9084
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering bijstandsuitkering op basis van te hoog beschikbaar vermogen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant die een bijstandsuitkering heeft aangevraagd op basis van de Algemene bijstandswet. De aanvraag werd afgewezen door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, omdat appellant beschikte over een vermogen dat de vrijlatingsgrens van € 4.975,-- overschreed. De rechtbank Haarlem verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarop hij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. Appellant had zich op 15 oktober 2003 gemeld bij het Centrum voor Werk en Inkomen voor een uitkering. Het College wees de aanvraag af op 18 februari 2004, omdat appellant over een kapitaalrekening beschikte met een saldo dat de vermogensgrens overschreed. De rechtbank oordeelde dat appellant niet voldoende had aangetoond dat het tegoed op zijn kapitaalrekening geen onderdeel van zijn vermogen was. Dit oordeel werd ondersteund door het feit dat appellant geen overtuigende verklaringen kon overleggen en dat hij geen beperkingen had aangetoond in zijn beschikkingsbevoegdheid over de gelden op de rekening.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat appellant ten tijde van de aanvraag beschikte over een vermogen dat boven de voor hem geldende vermogensgrens lag. De Raad vond geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen op basis van de argumenten die in hoger beroep waren aangevoerd. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.