ECLI:NL:CRVB:2006:AV8864
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- J.W. Schuttel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en WAO-schatting met betrekking tot fibromyalgie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Alkmaar, waarin haar beroep tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ongegrond werd verklaard. Appellante, die lijdt aan fibromyalgie, heeft in beroep aangevoerd dat haar klachten zijn verergerd en dat de huisarts haar medicijngebruik heeft aangepast. De bezwaarverzekeringsarts heeft echter het oordeel van de primaire verzekeringsarts bevestigd, en de Raad heeft geen nieuwe medische feiten kunnen vaststellen die een wijziging van het belastbaarheidspatroon rechtvaardigen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de rapportages van de (bezwaar)verzekeringsartsen als doorslaggevend beschouwd. De Raad oordeelt dat het geneeskundig onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen objectieve medische aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat de aangenomen beperkingen van appellante niet op een voldoende draagkrachtige motivering berusten. De Raad heeft ook een rapport over een contra-expertise en inspanningsonderzoek naar arbeidsbelastbaarheid in overweging genomen, maar concludeert dat dit onderzoek niet voldoende medische gronden biedt om de eerdere oordelen te weerleggen.
Uiteindelijk bevestigt de Raad de eerdere uitspraak van de rechtbank en stelt vast dat appellante, die voorheen als bestuifster werkte, met haar aangepaste werkzaamheden voor 50% arbeidsongeschikt is gebleven. De Raad concludeert dat de indeling in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 45-55% terecht is vastgesteld, en dat er geen termen zijn om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.