ECLI:NL:CRVB:2006:AV8813
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- Rechtspraak.nl
Weigering WAO-uitkering op basis van chronische pijnklachten zonder objectieve vaststelling
In deze zaak gaat het om de weigering van een WAO-uitkering aan gedaagde, die lijdt aan chronische pijnklachten. De Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 9 januari 2002 het bezwaar van gedaagde tegen een eerder besluit ongegrond verklaard. Dit besluit was gebaseerd op de conclusie dat de klachten van gedaagde niet objectief medisch vast te stellen waren. De rechtbank 's-Hertogenbosch heeft in een eerdere uitspraak het besluit van het Uwv vernietigd, omdat het niet voldeed aan de eisen van de WAO, die stelt dat arbeidsongeschiktheid objectief moet worden vastgesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak opnieuw beoordeeld. De Raad concludeert dat de beschikbare medische verklaringen en rapporten onvoldoende aanknopingspunten bieden om de chronische pijnklachten van gedaagde als objectief vast te stellen. De verklaringen van de behandelende psycholoog en fysiotherapeut worden niet als voldoende medisch onderbouwd beschouwd. De Raad stelt dat er geen sprake is van een bijzonder geval zoals bedoeld in de Maoc-richtlijn, die uitzonderingen op de objectiveringseisen mogelijk maakt.
Uiteindelijk oordeelt de Raad dat het Uwv terecht heeft geweigerd de WAO-uitkering toe te kennen, omdat er geen eenduidige en consistente medische opvatting is dat gedaagde als gevolg van ziekte of gebrek niet in staat is om haar werk te verrichten. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van gedaagde alsnog ongegrond.