ECLI:NL:CRVB:2006:AV8702
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van bijstandsrecht en schending van inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo, die op 16 februari 2005 het beroep tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Almelo ongegrond verklaarde. Het College had op 15 oktober 2003 het bezwaar van appellant tegen een eerder besluit van 12 juni 2003 ongegrond verklaard, waarbij het recht op bijstand over de periode van 10 februari 1999 tot en met 31 december 1999 werd herzien en kosten van bijstand tot een bedrag van € 2.529,64 werden teruggevorderd. De rechtbank oordeelde dat het College terecht had vastgesteld dat appellant inkomsten uit arbeid had ontvangen, die hij niet had gemeld, en dat hij daarmee zijn inlichtingenverplichting had geschonden.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het College op basis van de door de Belastingdienst verstrekte inkomstengegevens en de loongegevens die aan het College waren verstrekt, terecht had geconcludeerd dat appellant naast zijn bijstandsuitkering inkomsten had ontvangen. De Raad wees erop dat de enkele bewering van appellant dat hij slechts een bedrag van fl. 150,-- contant had ontvangen, onvoldoende was om tot een ander oordeel te komen. De Raad concludeerde dat het College op grond van de Algemene bijstandswet (Abw) verplicht was om het recht op bijstand te herzien en de ten onrechte gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen.
De Raad zag geen dringende redenen om van herziening of terugvordering af te zien, zoals door appellant was aangevoerd. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep werd gedaan door G.A.J. van den Hurk, in tegenwoordigheid van griffier P.E. Broekman, en werd openbaar uitgesproken op 4 april 2006. De Raad besloot dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak zonder veroordeling in proceskosten.