ECLI:NL:CRVB:2006:AV8561

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05-5724 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht

In deze zaak gaat het om een verzet dat is ingediend door de opposant tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 17 januari 2006. In die uitspraak werd het hoger beroep van de opposant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch niet ontvankelijk verklaard. De reden hiervoor was dat het verschuldigde griffierecht van € 103,-- niet binnen de gestelde termijn van vier weken was betaald. De opposant heeft vervolgens een verzetschrift ingediend, waarin hij zijn standpunt trachtte te onderbouwen.

De zitting vond plaats op 21 maart 2006, maar beide partijen zijn niet verschenen. De Raad heeft de eerdere uitspraak heroverwogen en geconcludeerd dat er geen nieuwe argumenten zijn gepresenteerd die de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep kunnen weerleggen. De Raad benadrukt dat er geen aanwijzingen zijn dat de opposant niet in verzuim is geweest met betrekking tot de betaling van het griffierecht. Bovendien is niet gebleken dat de opposant gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om bijzondere bijstand aan te vragen voor de kosten van het griffierecht.

Op basis van deze overwegingen heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de opposant in de proceskosten te veroordelen. De uitspraak werd gedaan door mr. G.A.J. van den Hurk, met mr. P.E. Broekman als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 23 maart 2006.

Uitspraak

05/5724 WWB
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposant], wonende te [woonplaats], opposant,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenswaard, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Bij uitspraak van de Raad van 17 januari 2006 is het door opposant ingestelde hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 8 september 2005, reg.nr. 05/338 NABW, niet ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft opposant een verzetschrift ingediend.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 21 maart 2006, waar partijen - zoals tevoren bericht - niet zijn verschenen.
II. MOTIVERING
De uitspraak van de Raad van 17 januari 2006 steunt kort samengevat hierop, dat het bij het instellen van het hoger beroep ingevolge artikel 22 van de Beroepswet verschuldigde griffierecht van € 103,-- niet binnen de door de laatstelijk aangetekend verzonden brief van 4 oktober 2005 gestelde termijn van vier weken is betaald en dat op grond van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat opposant niet in verzuim is geweest.
In geding is de vraag of het hoger beroep van opposant terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
De Raad ziet geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan in zijn eerder genoemde uitspraak is gegeven.
In aansluiting op hetgeen in die uitspraak is overwogen, merkt de Raad op dat hij ook in het verzetschrift geen aanknopingspunten heeft gevonden welke kunnen leiden tot de conclusie dat opposant het verzuim niet kan worden tegengeworpen.
Daarbij tekent de Raad aan dat niet is gebleken dat opposant van de mogelijkheid tot het aanvragen van bijzondere bijstand voor de kosten van het griffierecht van het onderhavige hoger beroep gebruik heeft gemaakt.
Gelet op het vorenstaande bestaat er aanleiding het verzet met toepassing van artikel 8:55, vijfde lid, aanhef en onder b, van de Awb ongegrond te verklaren.
De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. G.A.J. van den Hurk, in tegenwoordigheid van mr. P.E. Broekman als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2006.
(get.) G.A.J. van den Hurk.
(get.) P.E. Broekman.