ECLI:NL:CRVB:2006:AV7844
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- J.W. Schuttel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en geschiktheid voor functies
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die sinds 1986 een uitkering ontving op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Gedaagde, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, heeft de uitkering per 26 juni 2002 herzien naar een arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank Maastricht heeft in haar uitspraak geoordeeld dat gedaagde de klachten van appellant niet heeft onderschat en dat de conclusies van de verzekeringsartsen niet onjuist of onzorgvuldig waren. De rechtbank vond voldoende geschikte functies voor appellant, ondanks dat enkele functies niet actueel waren.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de verzekeringsgeneeskundige P.M.J. Swerts hem ernstiger beperkt acht dan de eerdere verzekeringsartsen. Appellant stelde dat de rechtbank onvoldoende gewicht heeft toegekend aan het rapport van Swerts, dat een medische urenbeperking aanbeveelt. Gedaagde heeft echter het standpunt gehandhaafd dat de medische beperkingen van appellant niet te gering zijn en dat de eerdere rapporten voldoende onderbouwd zijn.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de rechtbank voldoende functies had aangemerkt die actueel waren. De Raad concludeert dat de overschrijding van de actualiteitsdatum van de functie van inpakker-handompakker niet significant genoeg is om deze functie terzijde te stellen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant correct is vastgesteld op 25 tot 35%. De Raad ziet geen aanleiding om de kosten van de procedure te vergoeden.