ECLI:NL:CRVB:2006:AV7769

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05-890 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet tijdig ontvangen griffierecht in hoger beroep tegen uitspraak van de rechtbank Amsterdam

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 maart 2006 uitspraak gedaan over het verzet van een opposant tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 26 augustus 2005. De opposant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 16 december 2004, maar zijn hoger beroep werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. De termijn voor betaling eindigde op 20 april 2005, maar het griffierecht werd pas op 2 mei 2005 op de rekening van de Raad bijgeschreven.

De opposant heeft in zijn verzetschrift geen gronden aangevoerd die betrekking hebben op het niet tijdig voldoen van het griffierecht. De Raad heeft de opposant in de gelegenheid gesteld om nadere verzetsgronden in te dienen, maar hij heeft hierop niet gereageerd. De Raad concludeert dat er geen gronden zijn aangevoerd die de eerdere uitspraak kunnen ondermijnen. Daarom wordt het verzet ongegrond verklaard.

De uitspraak is gedaan door mr. J. Janssen als voorzitter, bijgestaan door mr. G.J.H. Doornewaard en mr. J. Brand als leden, en in aanwezigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 24 maart 2006.

Uitspraak

05/890 ANW
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposant], wonende te [woonplaats], Marokko, opposant,
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
De Raad heeft bij uitspraak van 26 augustus 2005 het door opposant ingestelde hoger beroep tegen een ten aanzien van hem gegeven uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 16 december 2004, onder nummer 03/5434 ANW, niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald.
Tegen die uitspraak heeft opposant een verzetschrift ingediend.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad, gehouden op 10 februari 2006, waar beide partijen – geopposeerde met voorafgaand bericht – zich niet hebben laten vertegenwoordigen.
II. MOTIVERING
Bij uitspraak van 26 augustus 2005 heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet binnen de bij brief van 23 maart 2005 gestelde termijn, welke eindigde op 20 april 2005, is bijgeschreven op de rekening van de Centrale Raad van Beroep dan wel ter griffie is betaald.
Het griffierecht is eerst op 2 mei 2005 op de rekening van de Raad bijgeschreven.
Ten gevolge van het gedane verzet dient de Raad thans de vraag te beantwoorden of het hoger beroep bij zijn uitspraak van 26 augustus 2005 terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
De Raad beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
Opposant heeft in zijn verzetschrift geen gronden ingediend die zien op het niet tijdig voldoen van het verschuldigde griffierecht.
Bij brieven van 26 september 2005 en 27 oktober 2005 heeft de Raad opposant in de gelegenheid gesteld nadere verzetsgronden in te dienen. Opposant heeft hierop niet gereageerd.
De Raad is derhalve van oordeel dat opposant in verzet geen gronden heeft aangevoerd die afbreuk doen aan de uitspraak waartegen opposant in verzet is gekomen.
Gezien het vorenstaande dient het verzet met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet, in samenhang met het vijfde lid van artikel 8:55 van de Awb ongegrond te worden verklaard.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. J. Janssen als voorzitter en mr. G.J.H. Doornewaard en mr. J. Brand als leden, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2006.
(get.) J. Janssen.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.
III. DéCISION
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
statue:
Déclare le recours non fondé
Par conséquent, décidée par M. le maître J. Janssen en qualité de président, M. le maître G.J.H. Doornewaard et M. le maître J. Brand comme membres, en présence de D.W.M. Kaldenhoven en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 24 mars 2006.