ECLI:NL:CRVB:2006:AV7657
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van bijzondere bijstand in de kosten van schoonmaken en ontsmetten van een woning
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin het beroep tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente ‘s-Gravenhage niet-ontvankelijk werd verklaard. De zaak betreft de toekenning van bijzondere bijstand ingevolge de Algemene bijstandswet voor de kosten van schoonmaken en ontsmetten van de woning van appellante. De bijstand werd deels verleend in de vorm van een geldlening, die inmiddels volledig was terugbetaald.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de appellante geen bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit om de bijzondere bijstand in de vorm van een lening te verlenen. Bovendien is vastgesteld dat appellante na december 2002 geen schulden meer had ten aanzien van de leenbijstand, aangezien het volledige bedrag in termijnen was terugbetaald. Hierdoor had appellante geen belang meer bij een beoordeling van het besluit van gedaagde van 13 oktober 2003, dat betrekking had op de terugvordering van de leenbijstand.
De Raad heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet slaagt en heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van het hebben van een rechtens relevant belang bij het indienen van een beroep, en dat eerdere besluiten die niet zijn aangevochten in rechte vaststaan.