ECLI:NL:CRVB:2006:AV7292
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- J.W. Schuttel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WAJONG-uitkering en geschiktheid van functies
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 2 augustus 2004. De zaak betreft de schatting van de WAJONG-uitkering van mevrouw M. van den Berg, die in 2005 is overleden. De rechtbank had een neuroloog, Geerlings, benoemd als deskundige om mevrouw Van den Berg te onderzoeken en advies uit te brengen over haar belastbaarheid op de datum in geding. De Centrale Raad van Beroep overweegt dat het oordeel van een onafhankelijke deskundige in beginsel gevolgd dient te worden, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering rechtvaardigen. In dit geval heeft de Raad geen dergelijke omstandigheden kunnen vaststellen.
De deskundige Geerlings concludeerde dat mevrouw Van den Berg leed aan een chronisch pijnsyndroom, wat haar in staat stelde om de geduide functies niet te verrichten. Geerlings gaf aan dat er ernstige beperkingen waren ten aanzien van het gebruik van de rechterhand, wat leidde tot de conclusie dat mevrouw Van den Berg niet in staat was om de functies uit te oefenen die aan haar waren toegewezen. De rechtbank volgde de conclusie van de deskundige en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak.
De Raad oordeelde dat de appellant, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, in de proceskosten van de betrokkenen in hoger beroep moest worden veroordeeld tot een bedrag van € 644,-. Tevens werd er een griffierecht van € 422,- opgelegd aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De uitspraak werd openbaar gedaan op 7 april 2006.