ECLI:NL:CRVB:2006:AV5645
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- Rechtspraak.nl
Verlaging van WAO-uitkering en heroverweging van besluiten
In deze zaak gaat het om de verlaging van de WAO-uitkering van gedaagde, die oorspronkelijk was vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%. Op 15 april 2004 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) aan gedaagde meegedeeld dat haar uitkering ongewijzigd zou worden voortgezet. Echter, na een bezwaarprocedure heeft het UWV op 17 november 2004 besloten om de mate van arbeidsongeschiktheid te herzien naar 25 tot 35%, met ingang van 6 december 2004. Gedaagde heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 27 januari 2006, waarbij zowel appellant als gedaagde niet aanwezig waren. De Raad oordeelt dat het besluit van 17 november 2004 niet kan worden aangemerkt als een beslissing op bezwaar, maar als een primair besluit. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat het feitencomplex dat aan het besluit van 15 april 2004 ten grondslag ligt, verschilt van dat van het besluit van 17 november 2004. De Raad stelt vast dat het besluit van 17 november 2004 het resultaat is van een heroverweging van het eerdere besluit, mede op basis van een nieuw arbeidskundig onderzoek.
De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank en wijst de zaak terug naar de rechtbank 's-Gravenhage voor nadere behandeling. De Raad benadrukt dat de bezwaarschriftenprocedure bedoeld is om gebreken in de primaire besluitvorming te herstellen en dat nieuwe feiten en omstandigheden die naar voren komen, niet uitsluiten dat er sprake is van heroverweging van het primaire besluit. De uitspraak van de Raad is gedaan door mr. J. Janssen als voorzitter en mr. G.J.H. Doornewaard en mr. J. Brand als leden, in aanwezigheid van griffier M.H.A. Uri.